• Terug
  • Taikens & Toal
  • Gesnak en gesnoef, humor en onzekerheid onder de Onstwedder boerenstand
1 februari 2014

 

Gesnak en gesnoef, humor en onzekerheid onder de Onstwedder boerenstand

Als je mensen in den lande ooit vroeg om de doorsnee Onstwedder boer kort te karakteriseren, dan kwamen begrippen als ‘niet zo heel rijk, wel zuinig’, ‘mensen zonder kapsones’, ‘erg principieel en behoudend’, ‘met alle vezels vastgeroest aan z’n schrale grond’ al snel naar voren. We willen daarover hier geen discussie beginnen, maar een heel andere kant van de Onstwedder boer een beetje belichten: z’n neiging tot opscheppen, tot ‘snakken’ zoals we dat in goed Gronings zeggen.
Dat is in wezen merkwaardig. Enerzijds bekend staan om je zuinige, eenvoudige levensstijl en anderzijds opscheppen over je bezit, je geweldige boer zijn. ’t Lijkt erg tegenstrijdig, maar we moeten ‘t – denk ik – zoeken in ’t in balans brengen van je stijl van leven: waar té veel minnen zijn, moet je een serie plussen – eventueel gefantaseerde – toevoegen en omgekeerd. En als je daarbij een glimlach nauwelijks kunt onderdrukken…….., nou ja ……
In deze aflevering geven Geert en ik u een aantal voorbeelden. Namen zijn gefingeerd, sommige situaties zult u desondanks mogelijk herkennen.

Bij boer Geert duikt op een middag in de zomer een oude kennis op. “Kiek nou den ais. Wel hebben we doar ? Hindek, en hailemoal op de fietse oet Slochtern. Kom d’r in kerel. Wupke zel de thee wol kloar hebben.”  
Een gemoedelijke babbel over het wel en wee van de koetjes en de kalfjes volgt. Als Hendrik aanstalten maakt om weer te vertrekken, nodigt Geert hem uit om nog even samen met hem langs één van z’n  aardappelakkers  te rijden. “Want ik heb dit joar zokse beste eerappels, jong. Dat komst nich voak tegen, al zeg ik t ook zulf.”
Bij de akker aangekomen, zegt Geert met een stalen gezicht tegen Hendrik:”Zet doe dien fietse mor tegen dij eerappelstam aan, den zet ik mienent tegen dizze. Den kin we ja op ons gemak t gewas even bekieken…….”

Tja, boer Geert houdt zich wat de inschatting van z’n agrarische prestaties betreft  bepaald niet in. Hij zal dan ook vol medelijden hebben neergekeken op die andere Onstwedder boer. Die slaakt tegen z’n neef een putdiepe zucht als ze samen door de aardappels lopen.”Waist doe wat t röttege is, Job ? Ik kin aan aandermans eerappels wol zain hou mienent west wezen muzzen…..”

Opscheppen, zelfoverschatting; dikwijls doorspekt met humor trouwens.
’t Hoort er in elk geval onder de boerenstand van vijftig, honderd en nog meer jaren geleden haast standaard bij.
Zo komt boer Wubbe op een morgen kort na de jaarwisseling bij z’n boeren-zwager binnenvallen. Zwager zit net met een stel buur-boeren aan de Nieuwjaarsborrel. “Wolst doe ook n Nijjoarsborrel mitdrinken, Wubbe ?” vraagt hij gastvrij. Wubbe knalt er zonder te blikken of te blozen uit:”Och joa jong. Woarom ook nich. Dou de eerste vieve mor zunder suker …..”
Vrijwel haaks op dit verhaal staat de uitspraak van de oude Onstwedder boer, die bekend stond om z’n zorgvuldige, doordachte wijze van uitdrukken. Hij reageert in een vergelijkbare Nieuwjaarssituatie als die van hierboven:”Jewol, magst mie wol n Nijjoarsborreltje inschenken. Dou d’r mor even n lepeltje suker bie in, want aans liekt t ja zo zoeps …..”

We leven ca. 1850. Boer Jans is door een stom ongeluk blind geworden. Als boer was en ben je dan natuurlijk van je bestaan beroofd, tenzij ….. je goede en betrouwbare mensen om je heen hebt. Jans heeft dat gelukkig. Z’n 1e knecht, Lammert, is een geboren agrariër en staat altijd voor z’n baas klaar; hij is kortom een kanjer.
Daarnaast weet Jans zich ook in z’n blindenbestaan, - of misschien wel juist daardoor ! -, regelmatig als uiterst kapitaalkrachtige hereboer te “profileren”, hoewel hij in werkelijkheid nooit boven het niveau van ‘doorsnee-boer-van-de-eenvoudige-middenklasse’ was uitgestegen. Nee, een boer met maar één paard tot z’n beschikking kun je toch geen rijke boer noemen……
Op een middag zegt hij tegen z’n meesterknecht:”Kom op Lammert, mien jong, wie mouten vanmiddag aan de rit. Span t peerd mor veur de koetse. Eeeh…. dou vandoage d’ olle zwaarde mor ais. ‘t Mout n rusteg, ontspannen ritje worden, zodat ik nog wat noadenken ken,  want ik wil d’r aaiglieks n flinke lappe grond bie kopen. Dat mouten wie vanmiddag beslist aais even bekieken. Veurdat n aander d’r mit strieken gaait, hè.”
Jans heeft tegen Lammert gezegd, dat hij ‘m maar even moet waarschuwen als ze d’r zijn. “Dan kan ik nog ‘s even in alle rust de konsekwenties van een eventuele aankoop van t nije perceel overwegen….” Jans bedoelt dus:”Dan kan ik m’n middagtukkie nog even doen.”
Als ze gearriveerd zijn, commandeert Jans:”Bind t peerd mor aan dij grode stiekel doar. Den nemen wie dizze koavel aais wat beter in ogenschaauw.”
Lammert reageert verwonderd tegen z’n blinde baas:”Man boer Jans, d’r stait hier hailemoal gain stiekel. Nee ‘ur, dij is d’r nich.”
“Wat ? Stait hier gain stiekel ? Gain aine ? Kom op Lammert-mien-jong, wie goan weerom. Gain stiekel te bekinnen. Hmm, dat mout ja wol grond van niks wezen hier. Wel wil dat nou in vredesnoam kopen…”

Percelen grond werden ook wel ’s kleiner aangegeven dan ze in werkelijkheid waren. Dat gebeurde dan met name als een loonwerker het land of de oogst een bewerking moest geven. Er zijn verhalen bekend van loonwerkers, die standaard een meetlint op zak hadden om de kavel die ze onderhanden moesten hebben ’s even zuiver na te meten ……. Opscheppen had kennelijk ook z’n beperkingen….

Uit de tijd dat het koren nog in zgn. ‘hokken’ op de akker werd gezet, dateren eveneens vele roemruchte uitspraken. Opscheppen was ook daarbij niet van de lucht. “Kerel, kerel. Wie hadden dit joar zo’n dikke oogst, dat wie de hokken nauwlijks op ’t laand baargen kunnen…..”  
Het dorsen met de dorsmachine gebeurde in die tijd (direct na de 2e W.O. zeg maar) ook regelmatig op het korenland. Dat scheelde natuurlijk transport. De boer wiens oogst net verwerkt was, kreeg te horen dat hij 24 mud koren per halve ha. had geproduceerd.”Zozo, dat is ja wol schier. Morre…. even ain ding…. as aandern straks 25 mudde ’t daimt hebben, den heb ik dat óók, hè ! Loaten we dat nou direct even goud ofspreken !”

Over korenhokken en bijv. romantiek of angst is nog veel meer te vertellen. Onze ruimte is echter voor deze keer al weer royaal vol. Zullen we verdere korenhok-verhalen dus nog maar een paar afleveringen opschuiven ? 

© Geert Schreuder en Klaas Meijer