- Terug
- Taikens & Toal
- Onstwedde op de drempel van het Christendom
Onstwedde op de drempel van het Christendom
In zijn boek ‘Mijn oma Margrietha’ (2003) van Albert Migchels komt een verhaal voor, dat Geert Teis Pzn. in 1914 schreef ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van zijn geboorteplaats Stadskanaal. Daarin blijkt o.a., dat Geert Teis als jongeman een sterke binding heeft gehad met Westerwolde, met Onstwedde. Hij noemt Ter Maarsch zelfs “….mien jongensdreumland, mien Walhalla….” Hij voelde zich kennelijk terug bij het oerbegin.
Misschien ook niet zo verwonderlijk, want zijn geliefde “…langkanalige kolonie…” Stadskanaal, de hele Kanaalstreek, kon vanaf 1765 slechts ontstaan door de Westerwoldse inbreng van een deel van hun eeuwenoude markegronden.
Het verhaal ‘Veur ’t Knoal’, dat ooit verscheen in jaargang 3 van het ‘Groninger Maandblad’, is geschreven in een anno 2014 niet gemakkelijk leesbaar Gronings. Omdat Geert en ik de legende, - zeker met het 250-jarig bestaan van Onstweddes dochter Stadskanaal in het vooruitzicht -, voor een breed publiek toegankelijk wilden maken, hebben we het origineel grondig bewerkt en vertaald in hedendaags Nederlands.
Het eindresultaat : liefst 4 opeenvolgende afleveringen ‘Taikens & Toal’.
ONSTWEDDE OP DE DREMPEL VAN HET CHRISTENDOM
Aflevering 1
We leven kort voor het jaar 1000, het eerste millennium van onze jaartelling. Heel Europa, dus ook Onstwedde en omgeving, leeft in angst en beven. In het jaar 1000 zal de Antichrist immers komen en de wereld zal vergaan, zal opgaan in zwaveldamp en hemelvuur. Niets, helemaal niets van wat er loopt en zwemt, kruipt of vliegt zal het overleven. Gelovige christenen weten ’t met absolute zekerheid: alleen Gods genade zal mens en dier kunnen redden. Velen smeken dan ook dag en nacht op hun blote knieën om die genade.
Daarnaast zijn er - nog steeds - anderen, die van “dat nieuwe geloof”, dat vanuit de proosdij van Meppen, een vooruitgeschoven post van de Abdij van Corvey aan de Wezer in Duitsland, naar Westerwolde is gebracht, niks moeten hebben. Hoewel…… Zij blijken evengoed aangestoken door angst, de angst voor dat onheilspellende jaar 1000. Bij nieuwe maan zie je daarom regelmatig, dat onder de heilige eikenboom aan de rand van de es stilletjes een schaap of een gans wordt geslacht en geofferd aan Wodan. Wodan de oppergod die, hoog gezeten op z’n achtpotige witte paard Sleipnir, al eeuwenlang de wereld regeert.
En, zoals in alle culturen, zijn er ook mensen die voor alle zekerheid maar bidden tot de God van de christenen èn hun offer brengen aan de Germaanse godheid van oudsher, aan Wodan. Je kunt immers maar nooit weten……..
In de buurt van de es van Uneswido (= de oudste naam van Onstwedde) galmt de roep:”Berte ! Berte !” Een struise meid met lange geelblonde haren, zo’n 18 jaar oud, springt op en haast zich uit de eenvoudige hut van hout en plaggen naar buiten. Daar staat ze oog in oog met twee mannen, die samen een paard in toom houden. Het paard is kennelijk in een molshoop of iets van dien aard gestapt, want z’n rechtervoorpoot lijkt lang niet in orde. ”Berte ! Haal ’s snel wat berkenbast uit het bos voor Aycko’s paard !”
Vaders stem klinkt commanderend, maar Berte weet ook dat dat betekent dat haast geboden is. Ze gaat daarom direct, hoewel…… ze kan haar ogen nauwelijks afhouden van de jongeman, die daar naast vader Heimo staat.
Sjonge, een knappe vent, hoor. Maar eerst naar het bosje, zodat de poot van het paard met berkenbast kan worden ingewreven ……
Drie dagen later verblijft Aycko nog steeds in het eenvoudige hutje, waar het leven van alledag èn nacht zich voor mens en dier afspeelt in één ruimte. ’t Is niet duidelijk of Aycko’s paard nog steeds niet weer helemaal gangbaar is of dat er met de ruiter iets aan de hand is. Het oude Groningse spreekwoord lijkt zich te doen gelden:”Jonge peerden kriegen snel problemen as ze zuk op de weg verkieken. Jonge kerels nog gaauwer….!”
Aycko hoort eigenlijk thuis op een eenzame boerenhof in Ter Maarsch. Daar is hij, nadat z’n beide ouders al op jonge leeftijd zijn overleden, nu al weer ruim 20 jaar geleden, als wees grootgebracht door vaders oudste zus. Ze is een heel bijzonder mens, met grote blauwe ogen en heel lang, spierwit haar. Tante kan messcherp zien in het stikkedonker en ze kan verstaan wat de bomen elkaar vertellen als de wind door hun takken waait. En als de volle maan schijnt kun je haar, aan de voet van de Sikkebaarg of de Duunbaarg, met haar geliefde gitzwarte raaf op d’r schouder, de oude Germaanse goden Wodan, Donar, Freya en het paradijselijke Walhalla horen bezingen. Angstaanjagend vindt Aycko dat. Hij is immers aanhanger van de nieuwe christelijke leer en hij kan daardoor de laatste jaren bijna per dag minder goed opschieten met z’n oude tante. Z’n leven wordt meer en meer een hel …….
Zou die knappe, lieflijke Berte deze helse lijn misschien kunnen doorbreken ? Rijdend door de bossen die zich rondom Uneswido naar alle windstreken uitstrekken, breekt hij zich nu al drie dagen het hoofd over die vraag. Hij was zelfs al een keer vlak bij z’n huis in Ter Maarsch. Maar tóch is hij weer teruggegaan naar het hutje bij de Onstwedder es.
Berte roept ……….
“Berte ontwijkt me”, zo klaagt Aycko tegen Heimo als ze ’s avonds samen een wandeling over de es maken.”Ik weet ’t bijna zeker. En waarom ? zo vraag ik me steeds af.” De oude Heimo grinnikt. “’Dat is heel simpel dunkt me. Het gezegde is toch niet voor niks: ‘De doeve doekt, as de dovver roekoet’…..”
“Maarre… nu even serieus, Aycko. Berte is mijn pleegdochter en geen vrouw voor jou. Jaren geleden kwam hier een vreemde zanger met een kind aanlopen. Hij vertelde mij met gebroken stem, dat hij z’n hele leven varensgast was geweest en daarom, net als z’n dochter, hoorde bij de klasse van de onvrije mensen. Terwijl hij aan mij de zorg voor het kind overdroeg, stierf hij aan mijn voeten, hier op mijn grond. Zijn laatste woorden waren, dat het kleine meisje ‘Berte’ heette.
Ik geef eerlijk toe, dat ik door Berte gelukkiger in het leven ben komen te staan. Mijn vrouw was kort daarvoor overleden en Berte leek wel wat op de dochter die wij ooit samen gehad hadden. Dat meisje werd echter al op heel jonge leeftijd geroofd door Ade, een neef van m’n vrouw. Een onmens, een onvervalste booswicht was dat, die zich vaak vertoonde in de gedaante van een woeste wolf.
We hebben ons kind nooit teruggezien……..
Maar Berte is dus, net als haar gestorven vader, een onvrije en is daarom absoluut geen vrouw voor een vrije boer van Ter Maarsch ! Ben ik duidelijk genoeg ?”
Die nacht kan Aycko de slaap niet vatten. Droombeelden spoken door zijn hoofd. Dat hij Berte naar zijn boerenhof aan de rand van het grote veenmoeras aan de rand van het Hunzedal voert. Daar waar de hoge eikenbomen staan, bijna net zo dik als de kolossale Wodanseik naast Heimo’s huis. Dat er eindelijk een ander geluid hoorbaar, een andere sfeer voelbaar wordt in de uit leem opgetrokken boerderijstulp, waar hij al zo lang eenzaam woont met Ouwe Tante …… Maar Berte is een onvrije….. En onvrijen, hoe lief en aantrekkelijk ook, zijn geen partij voor een vrije boer als Aycko van Ter Maarsch ………
****************
© Geert Schreuder en Klaas Meijer WORDT VERVOLGD