• Terug
  • Zo was 't
  • Tranen in de eerste helft van de voorbije eeuw
20 oktober 2016
Afl. 108 – 20-10-2016

Toen ik enkele weken geleden in deze rubriek de 100-jarigen uit Onstweddes verleden benoemde (zie afl. 105), kwam een herinnering bij mij boven die in wezen haaks stond op die lijst van 100+ers.
Een aantal jaren geleden zat ik in een van onze regionale archieven met een overlijdens-register op schoot. Het jaar 1892 lag voor me. 36 namen van gestorvenen op één lange folio-pagina.
Maar o wee! Slechts 3 – ik zeg: drie! – personen uit die lange lijst waren ouder geworden dan 10 jaar...

’t Zal u bekend zijn, dat met name in de laatste helft van de 19e eeuw de kindersterfte erg hoog was. (En niet zelden liet ook de moeder het leven bij de geboorte van een kind.)
Dat het aantal kinderen, dat in die tijd in een gezin werd geboren zo groot was, lag dan ook met name aan het feit dat ruwweg de helft van het kindertal de 10-jarige leeftijd niet zou halen.
Mag ik dit illustreren met een voorbeeld?
In een document uit oktober 1894 vond ik, dat binnen een tijdsbestek van 3 weken 3 kinderen uit één gezin aan kroep (= difterie)  “… overleden, op het skûtsje ‘De Twee Gebroeders’ van binnenschipper Pieter de Vries uit Oudwoude, dan (= op dat moment-km)… liggende in Onstwedde*…”.
Ruim een jaar later sterft Pieter z’n vrouw aan – laten we ’t noemen – de naweeën daarvan.
“Dra-ma-tisch!”, anders kun je ’t niet noemen.

Tijdens het maken van de lijst van 100+ers vroeg ik me af welke ingrijpende ziekten ons dorp ruwweg van 1900-1950 hebben geteisterd en wie daarvan slachtoffers zijn geweest. Vroeg ik me af waarom er bv. geen enkele honderjarige uit die periode is te vinden.
Allerlei (helaas) gangbare kinderziekten, die tot in het midden van de voorbije eeuw meer dan eens desastreuze gevolgen hadden: kinkhoest, pokken, mazelen die naar binnen sloegen, enz. sla ik over om dit verhaal leesbaar te houden. Ik beperk me daarom tot een viertal ziekten, die in die periode 1900-1950 ons dorp/de directe omgeving daarvan hebben getroffen en waarvan de gegevens van enkele slachtoffers nog waren te achterhalen.

1. Spaanse Griep ("een windvlaag des doods")• / tyfus
Freerk Boereé (zie de foto van vandaag) woont op ’t Schaivert (tussen Smeerling en Veele). Rond 1900 is hij boerenarbeider in Smeerling. Z’n kinderrijke gezin telt tegen het eind van de 1e Wereldoorlog (1918) liefst 12 of 13 kinderen. Maar omstreeks diezelfde tijd slaat het noodlot in de Boereé-familie kei- en keihard toe. De Spaanse Griep, die in Europa in 1918/'19 z’n hoogtepunt heeft, treft zijn gezin: in drie weken tijd sterven vijf (!!!) van z’n kinderen aan deze moorddadige griep-vorm. Er zullen wat tranen zijn vergoten in het kleine huisje, waarin de Boereé’s woonden... En, alsof ’t nog niet genoeg en alsof het noodlot van de familie met de wereldoorlogen lijkt te zijn verbonden: in de periode 1940-’45 moeten ze achtereenvolgens dochter Jantje, de enig overgebleven zoon Geert en vader Freerk ten grave dragen. Doodsoorzaak deze keer: tyfus.
Moeder Jantje Boereé-Meijer sterft in november 1945 van puur verdriet…

In Smeerling voltrekt zich op 31 maart 1919 overigens nóg een drama. Moeder Wupke Wilzing-Maarsingh brengt op 26 maart van dat jaar haar 8e kind, - Ikien heet ze -, gezond en wel ter wereld. Moeders gezondheidstoestand verslechtert echter vrijwel direct daarna razendsnel: de Spaanse Griep heeft ook bij haar toegeslagen.
Op haar sterfbed vraagt moeder Wupke dienstmeid Aaltje Kruize (* 1892) bij zich. Ze vraagt Aaltje met klem haar op stapel staande trouwplannen met Bruine Scheper nog een tijdje uit te stellen. Vader Albert Berends Wilzing kan toch niet op z'n eentje voor 7•• kinderen zorgen? En één ervan is de pasgeboren Ikien! "Oaltje, ik smeke die...!"

Wupke Wilzing sterft 5 dagen na de geboorte van Ikien. Ze is de eerste die over de dan pas verharde straatweg Onstwedde-Smeerling rijdt: in een kist, in een rouwkoets...
Aaltje Kruize trouwt 4 (!!!) jaar later met haar Bruine.
Voor vrouwen als Aaltje zou je een standbeeld willen oprichten. • Wereldwijd zijn aan de Spaanse Griep naar schatting 20 - 40 miljoen mensen gestorven.
•• Eén van de Wilzing-kinderen was toen al gestorven. Eén jaar oud...

2. Polio
’t Moet aan het begin van de jaren (19)’30 zijn geweest. In Onstwedde doen zich plotseling enkele gevallen van polio (kinderverlamming) voor. Spreken van een polio-explosie gaat wat ver, maar een tweetal slachtoffers zijn vast en zeker nog bij vele Onstwedders bekend: Geert Wubs en Jan Hids. Beiden zijn rond die tijd jonge tieners. Jan komt er uiteindelijk relatief goed van af, hoewel je altijd kon zien dat z’n ene been ietwat onwillig leek te zijn. Z’n werk als houder van een assurantiekantoor (aan de Dorpsstraat, daar waar nu Snackbar “’t Wold” zit) heeft daaronder echter nooit merkbaar geleden.
Heel anders gaat ’t met Geert. Hij raakt vanaf z’n middel blijvend verlamd en lijkt de rest van z’n leven (bijna) volledig op de steun van anderen te zijn aangewezen. Die steun heeft hij – zo hoorde ik van hemzelf – bv. tijdens z’n ULO-periode van z’n medeleerlingen voluit gehad. Naastenliefde, zoals die altijd zou moeten zijn!

Bovendien wordt in het gezin van stelmaker Jan Wubs (op de Brink) alles uit de kast gehaald om Geerts toekomstige leven zo comfortabel mogelijk te maken. Pa Jan maakt in eerste instantie bv. een ‘loophek’ voor Geert, waarin hij zich ondanks z’n zware handicap, weliswaar slepend met z’n beide benen, tóch kan voortbewegen. Daarnaast wordt er naar Duitsland gereisd, waar technisch-kundige artsen op het gebied van hulpmiddelen voor polio-patiënten, dan al aanzienlijk verder zijn dan in Nederland.

(Het antwoord van Geerts jongste broer Jakob op de vraag van een buurjongen waar Geert wel was, is nog altijd goed voor een plek in de humoristische uitspraken-annalen van Onstwedder jeugdigen: “Ons Geert dai is in Nije Ganze en in Frankfort…” (Jakob zal bedoeld hebben, dat er via Nieuwe-Schans naar het Duitse Frankfurt zou worden gereisd).
De Duitse hulp is succesvol. Geert krijgt een stel kniebeugels aangemeten waarmee hij zich, in combinatie met twee wandelstokken, over korte afstanden zelfstandig kan verplaatsen. Voor de langere afstanden is er een driewielerfiets-met-handbediening (waardoor hij z’n bijnaam ‘Geert Karregie’ krijgt) en later zelfs een auto (automaat) met handgas en -rem.

3. TBC
(werd vroeger ook wel ‘de witte pest’ genoemd; vervolgens aangeduid als ‘tuberculose’, daarna met de afkorting ‘tbc’ en tenslotte kortweg als ‘tb’. Rond 1900 waren er in Nederland ca. 10.000 slachtoffers op een bevolking van 5 miljoen...).
Jan Lukens, geb. 1921, zoon van “Swaarde”** Albert Lukens & Geessien Lutjeboer, keert begin februari 1945 terug van een periode van verplichte tewerkstelling in Duitsland. Hij is ziek, kan het zware werk niet meer aan en mag naar huis. Dat huis staat aan de (oude) Beumeesweg op Tange. De vreugde over z’n terugkomst wordt al ras overschaduwd door de snel heviger wordende vorm van tbc die hij blijkt te hebben. De enige remedie daartegen is in die tijd: goed eten en zo veel mogelijk frisse, gezonde buitenlucht. Jan komt dan ook, zoals dus veel vaker gebeurde, in een zgn. zuurstoftentje te liggen in de zijtuin van de familie Lukens.

Jan ligt daar ook op de morgen van de 13e april 1945. Poolse bevrijdingstroepen trekken die dag vanuit Onstwedde op richting Alteveer/Nieuwe Pekela. Schuin tegenover het Lukens-huis, ongeveer daar waar nu de oude Beumeesweg op de nieuwe uitkomt, staat de boerenschuur van de fam. Prins. Een groep Duitse soldaten, - de dag ervoor verjaagd uit het Hommesbos -, heeft zich daar verschanst. ’t Komt tot een hevig vuurgevecht tussen Polen en Duitsers. Zieke Jan wordt onder levensgevaar ijlings weggehaald uit z’n tentje. Net op tijd! Even later is Jans ‘gezondheidsonderkomen’ namelijk doorzeefd met kogels. Maar Jan leeft!
Maar ’t is, - alweer: helaas! -, niet voor lang. Vier maanden later, op 16 augustus 1945, sterft Jan Lukens alsnog aan de gevolgen van z’n tuberculose. Hij is nog maar 24 jaar oud...

(In diezelfde periode ligt trouwens ook een zoon van de fam. Wessels, ook aan de oude Beumeesweg, met tbc thuis. Deze familie had vaker met diverse ziekten te kampen. De wat neerbuigend aandoende bijnaam van pa Wessels: “zaikenhoeske Wessels….” geeft helaas niet aan dat er bij de dorpsgenoten veel compassie was met deze familie.)
N.B. Met dank aan mevr. L. Lukens-Hofman, mevr. H. Bosschers-Harkema (Vlagtwedde) en dhr. H. Luring voor de aanvullende informatie.

* Bedoeld moet zijn ‘de Gemeente Onstwedde’, omdat het Mussel-A-kanaal en de Onstwedder haven toen nog niet gegraven waren.
** Aan diezelfde (oude) Beumeesweg woonde ook een “Widde” (= witte) Albert Lukens.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)