12 november 2020
Afl. 157 – 12-11-2020

Nantje Roelfs Oosterveld heet het 12-jarige meisje met het prachtige handschrift. In 1848 schrijft ze tientallen gedichten in een nu vergeeld en licht aangevreten boekje dat ik een tijd geleden toegespeeld kreeg van een dorpsgeno(o)t(e). Van wie weet ik helaas niet meer. Bij het ouder worden krijg je kennelijk regelmatig(er) de neiging om er gemakshalve maar vanuit te gaan, dat je ’t wel zult onthouden...

Toen ik dit boekje laatst ’s op m’n gemak doorlas, schoten allerlei vragen door m’n hoofd. Zou dat geweldige handschrift een aangeboren gave van Nantje geweest zijn? Hoe kwam een 12-jarige ertoe om zo’n lange reeks gedichten en overdenkingen over te schrijven?
’t Moet haar uren en uren gekost hebben.
En wie was die Nantje Oosterveld die haar naam af en toe in sierlijke krulletters onderaan een bladzijde schreef, eigenlijk? Ze moest haast wel een nazaat zijn geweest van de allereerste “chirurgijn” (= arts), die we ca. 1725 in onze regio tegenkomen.
De onovertroffen genealogie-website van onze dorpseigen Geert Wilts biedt helderheid.

Nantje Oosterveld wordt geboren in 1836 in Ter Wupping. Ze trouwt in 1872 met Luiken Geerts Bruggers van Veenhuizen en wordt zo de overgrootmoeder van bv. Luken Bruggers (* 1945) van Vledderhuizen. Het huwelijk van Nantje & Luiken duurt helaas - triestigheid ten top - nog geen 3 jaar: Nantje en Luiken sterven beiden in 1875, 14 dagen na elkaar. Ze zijn dan resp. 38 en 48 jaar oud en laten 2 kinderen achter...

Noem het maar een soort postuum eerbetoon aan Nantje, dat ik in deze aflevering van ‘Zo was ‘t’ één van de gedichten die zij ruim 170 jaar geleden in haar boekje schreef, weergeef. Misschien leren we anno 2020 van zo’n 12-jarige meid nog wel wat...

WELDADIGHEID en DANKBAARHEID

Wie smaakt meer genot in ’t leven,
Dan de ware menschenvrind,
Die, in d’ armen brood te geven,
’t Zaligst vergenoegen vindt.
’t Weldoen is eene eed’le deugd,
Die ons vormt, die ons vormt,
Die ons vormt voor hemelvreugd

Treft de gift des armen harte,
Vindt ze een weerklank in ’t gemoed
Bij het lenigen der smarte.
Dubbel smaakt dan ‘t weldoen zoet.
Hij, die deze vreugd geniet,
Vindt in ’t weldoen nooit verdriet.

Ziet de winter stolt de stroomen
En de sneeuw bedekt den grond.
Hoe zal ’t muschje aan eten komen?
Wie haar spijzen in deez’ stond?
Dat doet Truitje jaar op jaar,
Zie, hier voert ze een musschenschaar.

Maar ’t is of de musschen ’t weten,
Truitje mint hun zoet gekweel:
Naauw’lijks hebben zij gegeten,
Of daar oop’nen zij de keel,
Tjilpen onvermoeid tezaam
In de bomen voor het raam.

Truitjes tante vindt in ’t laven
Van den arme ‘t hoogst genot.
Waar behoefte is, zendt z’ haar gaven
Tot verzachting van zijn lot.
Hier, breng Trui, door wind en kou,
Spijze naar des boschmans • vrouw.

Dat is Truitje een groot genoegen,
Altijd brengt zij zelv’ het heen.
Doet haar ’t weder hijgen, zwoegen,
O! dat leed is dra geleên.
Als zij maar wat brengen kan
Naar de vrouw van d’ armen man.

Tante had haar Fik verloren,
Die haar innig dierbaar was.
’t Beestje moest ook elk bekoren,
’t Was een hond van ’t Spaansche ras.

Ziet wat brengt de boschman • daar?
Juist! Een Fik van ‘tzelfde haar.
"‘k Wist, mevrouw", sprak hij deemoedig,
"Dat mijn heer zoo’n hondje had
En ‘m nu wel wilde missen; spoedig
Liep ik pijlsnel naar de stad.
Hij heeft het afgestaan.
‘k Schenk het u, o neem het aan."

• de benaming ‘boschman’ komen we na 1811 veelvuldig als achternaam tegen.
Oorspronkelijk zal ’t echter zoiets betekend hebben als: “een arme man, die in een heel bescheiden huisje aan de rand van het bos woont”.

Slotopmerkingen:
- Met heel veel dank aan die dorpsgeno(o)t(e), -  waarvan ik de naam dus niet meer weet -, maar die Nantjes boekje heel alert redde van de oud-papier-bak.
- De foto bij deze aflevering is niet van Nantje. Uiteraard niet, want foto's uit Nantjes tijd zijn er simpelweg niet. Ik vond de foto bij deze aflevering erg passend vanwege de lieftallige uitstraling van het meisje. 
Met dank aan Wikipedia.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)