- Terug
- Zo was 't
- De (Onstwedder) Holte, "Wijd en zijd vermaard"- Deel 2
De (Onstwedder) Holte, "Wijd en zijd vermaard"- Deel 2
Afl. 139 – 30-08-2018
(Het vervolg van de lofzang, die (hoofd)meester Meindert Dijkstra in 1926 maakte).
En aan die weg staat dan de school,
een bouwwerk als het Capitool.
Versierd met ’n mooie, flinke toren
moet zij een ieder wel bekoren.
In ieder dorp dat nog wat is
staat ’n toren van betekenis.
En ’t was een ieder dra gebleken:
die toren mocht hier niet ontbreken.
En laat nu and’ren maar gaan schimpen,
en boosheid in de ogen laten glimpen,
en zeggen:”Die toren die d’rop staat
is ’n schandelijke overdaad!”
Wij zeggen dan:”Och, praat maar voort,
Wij weten best hoe het behoort.
De klok ontbreekt er nog maar aan,
dan zou ’t nog veel voornamer staan.”
Gaat men bij Hendrik Vos naar ’t veen,
dan leidt de weg door d’ heide heen.
’t Is daar een wondermooi gezicht;
elk wordt daar vast van zorg verlicht.
Men ziet daar kuilen in het zand,
daaruit haalde men het scherpe zand.
Daar zingt des zomers ’t kikkerkoor
een reuzenlied de nachten door.
En mogen eens die “nachtegalen”
des zomers met hun kwaken dralen,
dan zegt vast elk met droef gezucht:
“Er zit slecht weder in de lucht.”
In ’t Veen is men maar zoo niet klaar:
men kan zoo licht verdwalen daar.
Zet men een vreemde daar eens neer,
hij vindt dan vast de weg niet weer.
Voor ’t Veen geldt zeker en gewis,
wat al een zeer oud spreekwoord is,
dat er meer dan één weg bestaat,
waarlangs de mensch naar Rome gaat.
De huizen zijn er als gestrooid.
Ze lijken zoo maar neergegooid.
Maar als men ’t goed beschouwen gaat,
blijkt nog wel een’ge regelmaat.
En verder wordt daar land bepoot
met dennenboompjes, klein en groot.
Dat wordt daar eenmaal nog een oord,
‘t welk iedereen dan vast bekoort.
O Holtenaren, weest niet blind!
Ziet om u henen en u vindt
deez’ plaats voorzeker niet zoo slecht,
of ook een vreemdeling dat anders zegt.
Weest trots op uw geboortegrond!
En hoe een ander het ook vond,
het deert u niet, als gij maar ziet
wat of de Holte u wél biedt!
Natuur geeft bosch en plas en heide,
die u en menigeen verblijde.
En biedt de bodem niet veel aan,
ge vindt er toch nog een bestaan!
En scheldt een vreemdeling
die door de Holte ging,
’t hier voor een woeste negorij,
zingt dan uit vol gemoed,
zodat elk ’t horen moet:
“De Holte zal bloeien, zal nooit vergaan, hoezee!
’t Behoeft nergens bij ten achter staan, hoezee!
En wie er kwaad van spreken kan,
Die weet geen ene sikkenpit ervan!!!”
Slotopmerking: Ja, ik weet dat dit dichtverhaal een Holte beschrijft van bijna 100 jaar geleden. En ja, ik weet dat Holte ook daarna roemruchte personen heeft voortgebracht. Om van de hoofdmeesters (en hun vrouwen) nog maar te zwijgen. Maar als ik daarop nu zou ingaan wordt deze aflevering véééééél te lang. Blijft dus nog even in het ‘Zo was ‘t’-vat.
© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)