1 maart 2015

 

No. 34 - OLL’  JOECHUM

’t Is als met zoveel dingen in het leven: aan de ene kant toch echt wel jammer, aan de andere kant ook maar goed dat ze er niet (zoveel) meer zijn. Ik heb ’t over die onvervalste dorpstypes van weleer. Elk dorp dat een beetje voorstelde, had er zo’n 60 jaar (en langer) geleden wel een paar van rondlopen. Altijd goed om er de draak mee te steken, altijd goed voor een lachwekkend verhaal, al dan niet (sterk) overdreven. Vele ouderen onder ons hebben die ‘apartelingen’ van toen nog stevig in hun herinnering.

Eén van die Onstwedder dorpstypes is Jochem van der Sluis geweest. Niet al te snugger, - zo leek ’t althans vaak -, maar desondanks door bijna iedereen gekend onder de naam ‘Oll’ Joechum’.
Jochem wordt geboren in 1864 als zoon van een onbekende vader en krijgt daarom de familienaam van moeder. Hij sterft op 17 juli 1931 in Emmen, 67 jaar oud.
Na zijn huwelijk met Jantje Norder (“Joechum zien Jaantje”) woont hij vele jaren in een heel eenvoudig huisje, achter de Onstwedder es, op de zgn. ‘Nummer 50’ “op Tange”. Misschien zou je de benaming ‘keet’ beter kunnen gebruiken, want de term ‘woongenot’ is er niet echt van toepassing. Verbetering zit er niet in, want Jochems inkomen als eenvoudig arbeider houdt niet over en de kinderen komen vrij vlot achter elkaar.
Zoals nog tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw algemeen gebruikelijk heeft Joechum een tuintje bij z’n woning. Nee, geen bloementuin, maar een tuin voor de verbouw van aardappels, bonen, wortels, boerenkool, enz. Al die zaken die nodig zijn om een fiks stel hongerige magen dagelijks een goede vulling te kunnen geven.
Zo rond 1900 wordt in die tuin heel duidelijk, dat Joechum geneigd is aan de Bijbelse boodschap een heel eigen uitleg te geven. Zo is hij op een gegeven ogenblik aardappelen aan het poten. “Nou, dat is toch niks bijzonders”, hoor ik u denken. Nee, maar bijzonder is wel, dat Joechum om elke aardappel die hij poot vooraf een blaadje van een oude Bijbelse dagkalender windt ………. Gevraagd naar het waarom antwoordt Joechum zonder enige poeha:”Ik vind het belangrijk om de aardappelen die ik in Gods Schepping stop, ook met Gods woord te planten ………”

’t Is niet helemaal duidelijk geworden wanneer Joechem nou precies naar Onstwedde-dorp is gegaan. Wel is bekend, dat hij zich in de jaren rond de 1e Wereldoorlog zeer aktief met smokkelen heeft bezig gehouden. Bijvoorbeeld een in Duitsland volgeladen varkensblaas met ‘foezel’ is in die tijd een uiterst lucratief smokkelartikel. (Foezel = alcohol, die met water moet worden verdund om er een drinkbare borrel van te maken). 
Kennelijk heeft Joechem zich door die aktiviteiten danig van z’n gezin vervreemd. Hij laat in elk geval z’n vrouw achter op Achteres en betrekt rond 1915/’20 een kleine woonwagen. Op z’n eentje. Die wagen stond meestal op het terrein achter het nu leeg staande pand van Kunstmesthandel Wolfs bij de haven. De herinnering aan die tijd leeft nog altijd voort in de naam ‘Joechumloantje’; een benaming die oude(re) Onstwedders nog wel graag gebruiken om de huidige Ganskampen (= het weggetje van de Havenstraat naar de volkstuintjes) aan te duiden.
Jochems levensstijl was voordien al – laten we ’t maar noemen – ‘apart’ en dat wordt er in Onstwedde-dorp zeker niet beter op. Hij wordt een echte dorpsfiguur (met een goed hart, dat zij nadrukkelijk toegevoegd !) met wie veelvuldig de draak wordt gestoken. De kost wordt verdiend door met een harmonica langs de huizen te gaan en als beloning voor z’n “concertje” een bescheiden financiële dan wel een voedsel-bijdrage te vragen.
Dat hij met zijn stijl van leven door de schoolgaande jeugd vaak gepest wordt, ligt voor de hand. Hoewel ……..
Op een keer doet het gerucht de rondte dat Jochem plotseling is overleden. Een tijdje later blijkt dat trouwens helemaal niet waar te zijn. Wanneer een klein meisje dan ook aan de hand van haar vader door het dorp loopt en ze plotseling oog in oog staan met ‘Oll’ Joechum’,  reageert het kind met half opengezakte mond:”Joechum…… Binnen ie dood ?” Jochem is niet iemand die gauw boos wordt. Integendeel, hij is vaak vol van begrip voor situaties en opmerkingen. Zo ook nu. Hij keert zich naar de vader van het meisje:”Beernd, mien jong. Heurst doe dat ? Zai vragt of ik dood bin. Mor zai maint ons Jans netuurlek, hè ?” Jochems broer Johannes was namelijk kort daarvoor wél overleden.

Jochem is, als gezegd, in z’n hart een gelovig mens, zij het dan op zijn heel eigen manier. In het herdenkingsboek ‘Uneswido in Westerwalde’ staat op blz. 232 een foto van het vroegere huisje van Jochem achter de es. Toen ik onlangs de originele foto wat nauwkeuriger bestudeerde (grote loep d’rbij, want ik word ook merkbaar ouder….), zag ik opeens dat er voor het rechterraam (het linker was ruw dichtgetimmerd) een stuk papier hing. Ik ontcijferde: “De Heere is God”………. ‘Evangelie-verkondiging op z’n  Joechums’ zou je ’t kunnen noemen.
Jochem is geen vaste kerkganger, maar zo af en toe gaat hij naar de Hervormde kerk. Helemaal binnen komt hij echter maar zelden. Waarschijnlijk omdat hij z’n woonwagen pas verlaat als de kerkklok van even voor 09.30 u. begint te luiden, is hij daardoor meestal te laat. Daarom doet hij de binnendeur op een kiertje open en blijft in het portaal staan . Daar woont hij vervolgens op z’n eentje de dienst bij; apart van de anderen, zoals hij z’n hele leven apart geweest is.
In die jaren (19)’20 staat de preekstoel nog recht tegenover die binnendeur gesitueerd, waardoor dominee Weidner voor hem redelijk goed te verstaan moet zijn geweest.
Dat hij door die merkwaardige plek weer extra opvalt, blijkt als Joechum op zekere zondagmorgen tòch de kerkruimte binnenkomt. De dienst is echter al begonnen en de predikant, die hem een bank ziet zoeken kan niet nalaten Jochem te berispen.”Van der Sluis, wat bent u weer laat !” Jochem reageert zonder enige opwinding op zijn bekende wijze: “’k Kon nait eerder, mien jong. ‘k Kon nait eerder.”
Een aantal maanden later is Jochem meer dan een half uur te laat. Het verzorgen van zijn “veestapel” (twee schapen) heeft meer tijd gekost dan gedacht. Als hij in het portaal aankomt, zet hij de deur naar de kerkruimte zoals gewoonlijk op een kier. Zo kan hij de dominee immers beter verstaan. Dominee Weidner is net z’n preek uit Johannes 10 over de goede Herder begonnen. Het eerste wat Jochem hoort is:”Een goede herder laat z’n schapen nooit in de steek. Ze kunnen op hem rekenen !” De kier, waarmee de kerkdeur openstaat, gaat met een klap dicht. De buitendeur knalt nog iets luidruchtiger in het slot. Jochem bijt z’n hond, die voor de kerk ligt te wachten, toe:”Kom, mien jong. Wie binnen hier nait welkom vandoage. Wie mouten trugge noar onze schoapen…….”

© Geert Schreuder (Taikens) en