31 jan. 2015

No. 33 : EEN GESCHOKTE TRIP NAAR DEN HAAG

VOORAF: Mevr. Giny Luth uit Vlagtwedde werd 9 december j.l. geïnstalleerd als wethouder van haar gemeente. Kort daarvoor kregen we via-via een verhaal toegespeeld, dat zij eind verleden jaar had geschreven. (Daar had ze toen nog tijd voor…..).
We publiceren dit verhaal vanwege haar krachtige beschrijving van de rechtaan-rechttoe-reactie van een Groninger echtpaar (Bertus/Berrus & Geertje/Gittje) op de problemen waarmee de rijksoverheid onze provincie de afgelopen jaren heeft opgezadeld dan wel nog steeds poogt op te zadelen.
Net zoals de laatste keren hebben we ook nu de originele Grunneger verhaaltekst vervangen door ‘t Nederlands. Door alleen de gesproken teksten (die tussen aanhalingstekens) in het Gronings te laten staan, denken we niet alleen die lezers van onze rubriek, die ons dialect (nog) niet zo goed beheersen tegemoet te komen, maarrrrr …. ze tegelijk aan te moedigen om aan dit “gebrek in hun opvoeding” iets te doen……
Hoewel het genoemde echtpaar woont in Westeremden (tussen Loppersum en Middelstum), lijkt ‘t ons absoluut niet toevallig, dat Geertje/Gittje haar wortels in Onstwedde heeft……...

Westeremden…half vijf in de morgen….. Bertus en Geertje, al bijna 50 jaar getrouwd, liggen knus tegen elkaar onder het dekbed. Ze zijn de avond ervoor al vroeg naar bed gegaan, want Geertje wordt wel wat minder op haar oude dag. Of, - zoals Bertus dat noemt -, een beetje vergeetachtig. Maar de pit is er desondanks bij Geertje nog lang niet uit.
“Berrus, mien jong ! De Duutsers komen ! Vuilst doe dij bommen ook ?” Bertus is gelijk klaarwakker.”Oh nee, hè”, denkt hij.”Nait alwéér !” Drie weken geleden heeft hun huis de eerste scheuren opgelopen door een aardbeving met een hevigheid die er niet om loog. Bertus trekt Geertje nog steviger tegen zich aan en zegt:”Hest dreumt mien wicht. De oorlog is veurbie, mor ook weer hail dichtbie…..Mie dunkt dat d’r weer n oardbeven west het. Kom wie goan d’r uut en kieken even wat de schoade is. En den drinken we n komke waarme melk, zodat we weer sloapen kennen.”
Geertje, die plotseling weer voluit bij haar positieven is, trilt als een riet.”Berrus mien jong, holt dat den nooit op ? Nóg meer schoade. En wel gait dat betoalen ? As t zo deurgait den kennen wie ons hoes nait meer verkopen. Wel wil hier nog wonen ? Wat is dizze kwinte nog weerd mit aal dij scheuren ! En ik wol ja zo geern dat laive hoeske aan de Schoolstroate hebben. Doar is ja n sloapkoamer beneden mit n does. En wie binnen zo lekker dicht bie alle winkels en zo…..Mor d’r zel nou wel niks van komen. Mit zo’n hoes vol scheuren. Verzekern betoalt niks, want oardbevens valen ja onder natuurgeweld. Man Berrus, ik bin zo hellig om dit gedo….. geduvel, dat k d’r nich meer van sloapen ken.”
Geertje springt uit bed en met dezelfde passie van 50 jaar geleden roept ze:”En nou is t kloar !! Doar in Den Hoag zitten ze lekker waarm bie de kachel van ons gas. Ons gas woar t haile laand in mitdailt en wie meugen op de bloaren zitten, wie doun gain oge meer dicht. Van dij minister Kamp har ik ook veul meer verwacht. Hai let ons ja stikken mit mekoar ! Mor ain ding zeg ik die, Berrus: ik loat t d’r nich bie zitten !!!
Trek die aan. t Is moandagmörgen en wie goan noar Den Hoag. Ik zel dij Kamp en zien kammeroaden wel ais even hemmeln. Wie nich sloapen, den hai ook nich !”

Bertus kent z’n vrouw wel een beetje en daarom denkt hij dat Geertje zometeen wel wat tot bedaren zal komen en dan ook anders over de situatie zal denken.
Maar niets is minder waar. Om 8 uur zit Geertje, keurig gekleed en verzorgd, met d’r tasje op de knieën, op Bertus te wachten. En Bertus ? Hoewel aanzienlijk minder temperamentvol dan z’n vrouw, gaat hij liefdevol overstag. In wezen is hij ’t ook nog wel met zijn Geertje eens…….
Om klokslag 9 uur stappen ze met z’n tweeën op de trein richting Den Haag.”Och”, denkt Bertus,”wie hebben ja tied aan onszulf. Wie moaken d’r gewoon n lekker dagje oet van….”

Als ze om half twaalf in Den Haag aankomen, is ’t nog een kwartiertje lopen naar de Tweede Kamer.”Ze loaten ons d’r veurvast nait in. Dat geef ik die op n braifke”, zegt Bertus knorrig als ze bij de ingang aankomen. Een beveiligingsbeambte vraagt of ze een afspraak hebben. En dan…… dan doet Geertje precies datgene waarvoor Bertus de hele tijd al bang was. Maar – eerlijk is eerlijk – ook datgene waarom Bertus nu al meer dan 50 jaar gek op haar is.  Die kanjer van een Geertje, die zich altijd en overal uit redt.”Joazeker hebben wij een afspraak. Mit Henk Kamp zulf. Hij wait dat wij komen. Ik ben naamluk zijn tante Gittje uit Westeremden. Wij zolden even bij hem langskomen. Hij weet d’rvan. Hij zei, dat u hem dan wel even bellen zou…..”
Of de man in uniform onder de indruk is van haar noordelijke tongval of van Geertjes overtuigende smoes of er gewoon niks van begrijpt, wordt niet duidelijk. Hij grijpt in elk geval de telefoon en belt iemand. ’t Is een kort gesprek, dat erin resulteert dat ze worden binnengelaten. Ze moeten door een poortje en Geertjes tas moet op een lopende band.”Moie”, zegt Geertje.”Wie goan toch nich vlaigen?”
“Dat is voor uw en voor onze veiligheid, mevrouw. Hebt u ook een mobiele telefoon bij u ?” reageert de beambte.”Nee, dij fiebelekwinten daar doen wij niet aan. Wij bellen elkaar alleen als dat nodig is”, antwoordt Geertje afgemeten. De beambte doet alsof hij het begrijpt en wijst Bertus en Geertje waar ze in de gang even moeten wachten.”U wordt dan straks opgehaald door de secretaresse van de minister.”
’t Is een drukte van belang in de gang. Bertus stoot Geertje aan.”Kiek”, fluistert hij. “Doar lopt dij man van de PvdA. Hou hait e ook mor weer …. Dij mit dat widde gevaarfde hoar main ik. Of was hai van de VVD….. Eh….Geert Samson….” Geertje ziet meteen haar kans schoon.”Meneer Samson. Kunnen wij dammee ook wel even met joe praten over de aardbevingen in Groningen ?” De man met het witte haar blijft staan en zegt:”Zo lang u mij Samson noemt, denk ik ’t niet…..” en hij loopt geërgerd verder.”Aigenwieze haalfmale…” foetert Geertje.”Hai duurft gewoon nich mit ons te proaten. Hai vuilt vieze nattighaid, dij schietopbèrre !”
’t Is druk op de gang. Alle mannen en vrouwen lopen strak in het pak driftig heen en weer en allemaal hebben ze het druk met telefoneren. Na een kwartier komt een man op hen aflopen.”Doar hest hom: Henk Kamp. Hai is wel n stuk klainer as op televizie….Mor dat scheelt allennig mor….” Geertje komt overeind en pakt haar handtas. De beambte op de achtergrond houdt haar en de omgeving scherp in de gaten. Een grote kale man met NOS op z’n microfoon, gevolgd door iemand met een camera, loopt op Henk Kamp af. “Hoho. Mooi nich, mesjeu”, mompelt Geertje.”Wie wazzen t eerst !”  Vastberaden stiefelt ze op de minister af en pakt hem bij de mouw van z’n colbertjas.”Zozo. n Duur moatpak”, schiet ’t door haar heen.”Doar hef e wel centen veur….k Mag lieden dat d’r net zo’n scheure in komt as in ons ziedmure….
Geertje voelt dat ze met de minuut bozer wordt.”Ik wol mie wel even aan joe veurstellen, meneer Kamp. Ik ben nich joen tante Gittje, maar ik ben wél slim frantereg in de huid. Wij hebben altied op joen partij stemd, mor nou laten joe ons vies in de kolde staan met aal dat gas en dij aardbevens in Groningen. Wij hebben dikke scheuren in de mure van ons dele en dammeet is d’r geeneen meer die ons huis hebben wil. Wij willen de hele boedel verkopen, maar t brengt nou ja geen ene rooie cent meer op. t Is goed malleur bij ons in Groningen. Vleden weke was joen collega Diederik nog bij ons in de buurt. Hij jankte dikke sijpeltranen, maar wij geleuven d’r niks van dat hij van t prebleem ook maar iets begrepen heeft. Hij was gewoon één van dij Jantjes Aalbegeer die alles doen voor hun politieke baantje. Maar één ding wil ik joe, hier en nu, meneer Kamp, wel even vertellen wezen: Bertus en ik binnen ons hele leven zuinig west, haard werken en vroeg opstaan. En nou zollen wij aan t ende met niks over blijven ? Wij liggen nacht na nacht wakker met t zweet voor de kop. Ja, meneer Kamp, t is goed mis bij ons in Groningen ! En in Den Haag hebben ze d'r geen spier sjoege van wat er allemaal gebeurt. Bertus en ik zijn hier echt niet voor de aardigheid en de poedelgrap naartoe gekomen.
Geertje zwaait met haar tas in de rondte. De NOS-journalist met z’n kale kop wil haar juist een microfoon onder de neus houden, maar hij moet razendsnel opzijspringen om z’n vege lijf te redden. Ondertussen wordt ’t in de gang steeds drukker.
Doe d’r maar denken om, dat t voor ons Groningers een halszaak wordt !
Minister Kamp, die heel best in de gaten heeft waar ’t allemaal om gaat, probeert de zaak te sussen. Eén van de journalisten ruikt een super tv-moment…..
Maar dan maakt Henk Kamp een blunder van jewelste door te zeggen:”Wij doen ons best, mevrouw. Blijft u vooral rustig. U moet nog gewoon even geduld hebben.”
Nu raakt Geertje door het dolle heen. Ze slaat links en rechts met haar handtas om zich heen. Minister Kamp staat op de verkeerde plek. Een hengsel van de tas windt zich om z’n linkeroor en schiet vervolgens met een ruk weer los. Kamps oor loopt snel rood aan …….. De beambte, die tot dusverre nog op afstand stond, staat nu naast Geertje en vraagt haar met dwingende stem of ze de gang nu wil verlaten. Geertje grijpt Bertus bij z’n arm en met opgeheven hoofden lopen ze de gang uit…..”Wij komen nog wel weer. En dan niet allenneg maar met alle Groningers. Doe daar maar denken om !!!” roept Geertje ten afscheid.

’s Avonds rond tienen zitten ze met z’n beiden met een lekker Fladderakje in de hand naar het tv-journaal te kijken. Geertje doezelt wat, maar schrikt op als Bertus plots roept:”Krieg nou wat. Gittje wie binnen op televisie ! Kiek nou den toch.

In de week die volgt ervaren Bertus en Geertje wat het betekent om een bekende Groninger te zijn. Dagen achtereen krijgen ze stapels kaarten en zeeën aan bloemen thuisbezorgd. Ze voelen zich meer dan ooit één met al die andere bezorgde Groningers, die ’t niet langer pikken om als koloniaal wingewest te worden behandeld.

We zijn een week later. De Groningers zijn massaal in opstand gekomen. Minister Kamp heeft overleg gevoerd met het voltallige kabinet en hij komt naar Groningen. Ook de boeren zijn over hun theewater geraakt en willen met volle giertanks naar Den Haag.”Ons leger hef toch gain tanks meer. Wie zellen ze wol even zain loaten dat wie ze nog wel hebben….!
Geertje is erelid geworden van een actiegroep en ook al zijn de Groningers lang niet tevreden met het aanbod van de minister, toch geeft dat Geertje het gevoel dat zij ook beslist haar steentje heeft bijgedragen. Als ze nu ’s avonds onder het dekbed tegen Bertus aankruipt, zegt ze:”Wie hebben d’r goud aan doan mien jong, mit dai raize noar Den Hoag main ik. Mor wie binnen d’r noch nich. Wat mout dat mout, mor wie loaten ons niks meer wiesmoaken nou. As de minister nich luustern wil, den moaken wie binnenkört gewoon n raize noar Willem-Alexander…… Mien Onstwedder oll’ luu hebben vrouger nooit opgeven en wie doun dat ook nich !
Bertus slaat z’n arm om haar heen, geeft haar een knuffel en zegt:”Zo is t, mien wicht. Dien Onstwedder moeke zol trots op die wezen ! Ik geleuf allennig nait, das doe dij luu doargunder wiesmoaken kenst das doe de taante van Willem-Alexander bist…. Weltrusten, mien tudebekje.
Weltrusten Berrus…..

N.B.: Onze dank gaat uiteraard uit naar mevr. Giny Luth voor het beschikbaar stellen van haar verhaal. We hebben het weliswaar – als gezegd – hier en daar een klein beetje aangepast, maar het is haar verhaal met een boodschap voor ons allemaal, voor alle Groningers; of het nou over aardbevingsschade gaat, over opslag van kernafval, over afgedwongen gemeentelijke herindeling, over té grote aantallen windmolens op de verkeerde plekken, over té grote bezuinigingen op sociale werkplaatsen, over …….
Op een gegeven moment is ‘t: “Ho ! Tot hier toe en ook geen enkele stap verder !”

© Geert Schreuder (Taikens) & Klaas Meijer (Toal)