1 jun. 2014

 

ONSTWEDDE  OP  DE  DREMPEL  VAN  HET  CHRISTENDOM

                                                                                                              -  AFLEVERING  4 (SLOT)
Ook in Ter Maarsch is veel veranderd sinds de dag dat Aycko’s paard bij Heimo’s hof een kreupel been opliep. Het gebied tussen Aycko’s hof en het Onstwedder Loug  is een kale open vlakte geworden. Door de lage ligging stonden daar al nooit veel huisjes, maar na Wicherts‘ akties van boetedoening’ zijn ook de statige eiken, linden en beuken verdwenen.
Ondanks die nu nóg eenzamere ligging van Ter Maarsch is ’t er niet stiller op geworden, daar aan de noordoostkant van het Hunzedal. Berte heeft er namelijk haar intree gedaan als ‘vrouwe van de Maarsch-hof’. En dat is merkbaar geweest !

Nu al weer ruim een jaar geleden kwamen Berte en Aycko bij nacht en nevel op Ter Maarsch aan. Het ontzielde lichaam van Heimo hadden ze op een slee van takken meegesleept. Heimo, die voor hen beiden zoveel betekend had.
Aan de voet van de Duunbaarg hadden ze toen een graf voor hem gedolven.
Ze hadden hem begraven volgens de eeuwenoude tradities: het lichaam op een bed van bladeren gelegd en er aarde en bladeren over uitgestrooid. Daarna een paar roodachtige veldkeien, - dat was immers de kleur zoals de goden die al eeuwenlang graag zagen -,  er bovenop. Een hoog oplaaiend vuur hadden ze toen op het graf gestookt, ook al een gewoonte sinds onheuglijke tijden. Een schapenram was geslacht en Aycko had het bloed daarvan met een eikentak over de veldkeien gesprenkeld. Nu zou geen enkele bos- of heidegeest, geen weerwolf of troep van witte wieven, Heimo durven doen opschrikken uit zijn eeuwige rust. Tenslotte had Aycko’s oude tante met haar wapperende witte haren haar spreuken opgezegd, over Heimo’s  dodenslaap en over z’n  reis naar het Walhalla zodra het schijnsel van de regenboog z’n graf zou raken…….

                                             ***************
Het was een ijzig koude winter geweest daarna. En het brandhout was veel sneller opgeraakt dan wenselijk was. Ze hadden af en toe bittere kou geleden en waren zelfs een moment van plan geweest om dan maar een aantal bomen, die als beschutting tegen weer en wind om Aycko’s hof waren blijven staan, te kappen. Maar toen had Aycko een gouden vondst gedaan. In het gebied rond de Sikkenberg, waar hij altijd heideplaggen stak om in de stallen te gebruiken, had hij ontdekt dat onder die plaggen een bruinachtige aardlaag zat die, als je ‘m een tijdje droogde in zon en wind, een nóg betere brandstof was dan het traditionele hout van eik en den. “Mien broene gold” had hij ’t genoemd. En Olle Tante had met een onverstaanbare reeks gemurmelde klanken uit haar tandeloze mond de Alvader gedankt voor deze gave van de aarde …….

                            ***************

Alsof hun geluk niet op kan, blijkt Berte enkele maanden nadat de winter op de vlucht is geslagen, in blijde verwachting te zijn. Berte en Aycko voelen zich als vorst en vorstin op hun boerenhofje: het geslacht van Ter Maarsch zal niet uitsterven ! Er is toekomst !!

Kort daarna, op midzomeravond, staan Aycko, Berte en Olle Tante met z’n drieën bij Heimo’s graf. De zon gaat bloedrood onder boven de Hondsrug en in het roodgouden schijnsel dat over de heidevelden rondom valt, lijkt ’t alsof de scheppingsdag op herhaling is. Olle Tante komt moeizaam overeind van de grote steen, waarop ze zat.
”Nuim  t kind mor Haimo, Berte. En as t ‘n wichtje wordt, moak je d’r mor Haima van….”
De vergrijsde kraai op haar schouder lijkt Olle Tante te inspireren. Haar nog altijd felblauwe ogen beginnen te glinsteren als ze haar blik naar de ondergaande zon richt.”Berte, mien dochter. Aycko, mien zeun. Kinder ! Belooft mie, dat ie vanof nou vergeten wat achter de rugge is. Dat is west, da’s over en veurbie ! Of t nou de nije Christengod west het of Ol’ Wodan, dij mit brand en biele deur de maarke hentrokken is, vergeet ‘t !! Belangriek is wat komen zel. En of d’r sums n störm hoelt of dunder dreunt, of d’r sums mit vuur en vlam verwoestens aanricht worden, de Alvoader, de Wereldmoaker stuurt doarnoa ook weer de zunne. En Hai zegent de mensen boven alles. Hai zegent de vruchten van t laand, Hai zegent de Moars’ns stam. Doarum ook gain bange woanveurstellens over t joar doezend. D’r komt nog minstens doezend joar achteraan ! En als je n moal in twievel binnen, mout je mor noar t westen kieken, noar de widde hellingen van de Hondsrug, doar woar de zunne undergait. Den wait je wizze dat dijzulfde zunne de volgende mörgen weer opkomt. Want of t nou mit t Kruus is of mit de Hoamer, Hai regeert de wereld. Hai is de Alvoader, de machtege Moaker van Alles; en Hai zal zörgen dat alles goud komt ….”

                         E   I   N   D   E

’n UITSMIJTERTJE tot besluit.

Aan het einde van het oorspronkelijke verhaal ‘Veur t Knoal’ van Geert Teis heeft de Olle Tante van Ter Maarsch nóg een visioen. Over de geweldige toekomst van het gebied tussen Ter Maarsch en de Hondsrug namelijk; Stads-/Musselkanaal het vroegere markegebied van Onstwedde, Veenhuizen en Ter Maarsch.
Wij hebben dat deel van het visioen hier weggelaten. ’t Leek ons geen goed idee om de Knoalsters, met hun 250-jarig jubileum (2015) in het zeer nabije verschiet, een kant-en-klare toekomstvisie voor te schotelen. Ze zijn inmiddels zo groot gegroeid, dat ze die zelf moeten kunnen ontwikkelen …….
Wij wensen hen wel veel succes daarbij. 

© Geert Schreuder en Klaas Meijer