- Terug
- Taikens & Toal
- Onstwedde op de drempel van het christendom
Onstwedde op de drempel van het christendom
ONSTWEDDE OP DE DREMPEL VAN HET CHRISTENDOM
AFLEVERING 2
Naast de indrukwekkende Wodanseik aan de voet van de Onstwedder es is Heimo de voorganger in een christelijke kerkdienst. Nou ja, ‘kerkdienst’ is wel een ietwat overdreven benaming voor de bijeenkomst in de houten keet naast Heimo’s huis. De kleine groep bewoners van de Onstwedder regio is er echter bijna voltallig op af gekomen. Heimo kan ’t immers ook zo duidelijk uitleggen. Hoor, hoe hij vertelt over de Zoon van de Grote Koning die werd geboren op de Koningsborg van Bethlehem. Hoe alle grote Helden van het land Hem daar bezocht hadden. Hoe hij later twaalf Hoge Koninklijke Helden in zijn dienst had aangesteld. Hoe Hij op een Koninklijke Witte Hengst zijn intocht in de Koningsborg van Jeruzalem had gehouden. Maar ook hoe Hij heel gemeen was verraden en zelfs aan de galg gebracht zou worden .……..
“Ophouden ! Direct ophouden !” Dreigend worden de woorden de kleine ruimte ingeslingerd. Er valt een beklemmende stilte. Bij de ingang staat een lange man in priesterkleed. “Pater Seierd is er weer. Dat is nu al de derde keer in korte tijd” wordt er gefluisterd. “Seierd, de jager…. !”
Pater Seierd is de opziener van de proosdij in Meppen, een vooruitgeschoven post van de Abdij Corvey bij Höxter aan de Weser. Van daaruit is het Christendom in de loop van de 9e eeuw immers naar Westerwolde gekomen en hij is aangesteld om te controleren of er nog sporen aanwezig zijn van het oude heidendom, van de verering van Wodan of Freya of de jonge Balder, Germaanse goden uit de tijd van weleer.
Pater Seierd is naast Heimo gaan staan en hij roept, dat Heimo zoëven schandelijke heidense woorden heeft gesproken. Dat hij de Allerheiligste heeft onteerd met zijn gepraat over Helden en Borgen. “Heimo moet hier weg !” brult hij de aanwezigen toe. Alsof er een commando is gegeven staan alle hoorders op en ze dringen dreigend naar voren; handen gaan naar het jachtmes of de bijl in de gordel ………
Heimo weet zijn opgewonden gehoor tot bedaren te brengen. Hij fluistert kort met pater Seierd en beduidt vervolgens z’n gehoor om maar te vertrekken. Ze gaan, wat onwillig weliswaar; dreigende blikken werpen ze over hun schouders …...
Ook Berte en Aycko gaan …..
Voor de derde keer maakt Heimo zijn opvattingen aan pater Seierd duidelijk.
Hoe de brengers van het Evangelie, uit het Emsland gekomen, hun boodschap indertijd aan de mensen hebben voorgelezen uit indrukwekkende boekrollen, voorzien van grote rode kruisen. De arme Westerwolders waren onder de indruk.
Heimo raakt op dreef met de onderbouwing van zijn wijze van aanpak. “Maar de geboorte van het Christuskind in een arme stal, het kiezen van straatarme vissers als discipelen, het binnenrijden van Jeruzalem op een ezel…. Nota bene: een ezelsmerrie ! Pure schande en oneer voor elke vrije Westerwolder ! En als die Christus aan het eind van z’n leven ook nog de vernedering van zweepslagen en stompen in het gezicht moet verdragen ……. Nee, nee, en nog ’s nee ! Met dit verhaal hoef ik bij de zelfbewuste, vrije Westerwolder niet aan te komen. Het kloosterchristendom en de eeuwenlange heidense cultuur liggen – nog steeds – té ver uit elkaar. Je moet als voorganger je verhaal absoluut, - jaja inderdaad noodgedwongen -, enigszins aanpassen en in de loop van de jaren kun je dan, waarschijnlijk, héél voorzichtig, richting het èchte verhaal gaan ……..”
Seierd vertrekt, onverrichterzake. Voor de derde keer. Dreigende taal uitend wijst hij waarschuwend naar de hemel, wanneer hij met z’n kompanen te paard in oostelijke richting wegrijdt…….
**********
Berte en Aycko zitten voor de grote haard, middenin de hut, als Heimo met slepende tred binnenkomt. Z’n gezicht is grauw en vertoont aanzienlijk meer groeven dan normaal. Hij laat zich op een van de grote houtblokken naast het vuur vallen en verbergt z’n gezicht in z’n handen. “Ik weet het niet meer ! Wat is nou waar ?”, komt ‘t haast kreunend over z’n lippen. “Er is toch niet eens zoveel verschil. Of je nou met een hamer voor de borst over onze oude Alvader Wodan vertelt of over God met een kruis in je handen ? Of je nou verkondigt dat Donar de moorddadige adder zal vertrappen of dat de zoon van de Christengod de kop van de duivelse slang zal vermorzelen ? Of ik nou het gevaar van de duivel benoem of van de widde wieven in het veen ?”
Aycko kijkt Heimo vragend aan.”Kijk maar niet zo, Aycko. Ik hoor toch bij donkere maan regelmatig de geluiden van de geesten die ons al eeuwenlang omringen. Het kreunen dat ik bijna elke avond hoor bij het eksternest in de Wodanseik hier naast het huis. Dat is toch geen fantasie ? En ’t is toch wel een veeg teken dat afgelopen zomer zomaar een dikke tak van de Wodanseik dwars door het dak van ons christelijke kerkje is geslagen ?”
Heimo huivert van de kou, ook al laaien de vlammen van het houtvuur hoog op.
Hij verbergt z’n gezicht opnieuw in z’n handen. Niemand zegt meer iets.
Donkere rookwolken kolken uit het trekgat in het dak van de hut ……..
****************
Berte zit in het gras aan de rand van het bos; alleen. Ze plukt een uitgebloeide paardenbloem en trekt de pluisjes er uit, één voor één. Het aloude liefdesspelletje:”Houdt hij van me ? Ja..nee..ja…nee…ja…!” Een flonkering licht op in haar ogen. Dus toch ! Dan heeft ’t tóch geholpen, dat ze veertien avonden achter elkaar de mooiste bloemen die ze kon vinden onder de vlierboom, gewijd aan de Germaanse godin Freya, vlakbij haar huis heeft gelegd. Dan heeft de fluisterstem, die ze eergisteren tijdens een van haar lange wandelingen hoorde vanonder de reuzensteen, vlakbij de plek waar eeuwen geleden de grafurnen van de voorouders werden begraven, aan de oostkant van de tweede Onstwedder es, tóch de waarheid gesproken. “Aycko! Je komt om me te halen. Samen zullen we wonen op jouw boerderijtje op Ter Maarsch, aan de rand van het onafzienbare veen. Ayckooooo!”
Berte is nog niet terug bij haar huisje bij de Wodanseik of ze ziet Aycko in de verte aan komen. Zie je wel ! Hij is er !! Hij is er !!!
Nog voor ze bij elkaar zijn zien ze beiden en vrijwel tegelijkertijd, dat er op Heimo’s erf iets niet in de haak is. Aycko racet in vliegende sprint, diep voorovergebogen op z’n paard, naar het huisje aan de voet van de es. Heimo is er niet, maar daar staat wel opnieuw pater Seierd, de geestelijke voogd van Westerwolde. Deze keer wordt hij vergezeld door Wichert, de richter uit Ter Borgh en aangewezen uitvoerder van de besluiten van de Proosdij Meppen. De wereldlijke voogd van Westerwolde zou je kunnen zeggen.
Ze staan te overleggen onder het afdak van de stal.
Als ook Berte komt aanhollen, stappen pater en richter tegelijk op haar af. Wichert vraagt haar op gebiedende toon waar de witte koe staat; dezelfde koe die hij al eerder heeft opgeëist omdat het een puur heidens beest is. Een witte koe is immers hét dier bij uitstek om aan Wodan te offeren. Omdat er, ook achteraf, niet aan zijn eis is voldaan en het witte dier opnieuw niet bij de andere koeien in de stal staat, zal hij deze keer zes koeien als boete meenemen. En ook de Wodanseik zal omgehakt worden. En het heidense tempeltje ernaast zal ook ……..
Dan stapt Aycko naar voren. Zijn ogen schieten vuur en z’n kaken stralen een ongekende wilskracht uit. Seierd lijkt aan te voelen, dat hier emoties een rol spelen die op dit moment niet met het gezag van geestelijke of wereldlijke voogdij zijn te overwinnen. Een korte, zeer gespannen stilte volgt. Dan geeft Seierd aan Wichert een teken. Rechtstreeks lopen ze naar hun paarden, die vastgebonden staan aan een boom. Venijnig hoefgeklapper verraadt hun definitieve vertrek.
Berte trilt over al haar leden. Tranen wellen op in haar ooghoeken. “Dit had wel helemaal verkeerd kunn……….” Twee grote, grove mannenhanden pakken haar hoofd vast, bedekken haar ogen en wissen de tranen weg. Haar mond krijgt niet meer de gelegenheid om een vraag te stellen. Aan de voet van de Onstwedder es bewijst het eeuwenoude gezegde, dat liefde blind en stom is, z’n waarheid.
Opnieuw …….
Wordt vervolgd.
© Geert Schreuder / Klaas Meijer