• Terug
  • Taikens & Toal
  • Wilt, van de Roege Baarg in Ter Wupping – Deel 2
1 jul. 2013

 

No. 14 - Wilt, van de Roege Baarg in Ter Wupping – Deel 2 (slot)

VOORAF : Op Hemelvaartsdag 2013 organiseerde Koffie- en Theeschenkerij ‘De Meelschuur’ een gegidste wandeling door Ter Wupping onder de titel “Op het spoor van Roege Wilt”. Deze wandelingen krijgen t.z.t. waarschijnlijk een vervolg. Geen wonder, want ons dorp en onze streek herbergen nog steeds eeuwenoude, soms heel griezelige geheimen ……..
 Lees eerst deel 1



Als Roege Wilt gezien zou hebben hoe begerig z’n gast hem bij die laatste woorden aankeek, zou hij er bang van geworden zijn. Maar Wilt had alleen maar z’n gedachten bij dat vurige paard, waarmee hij overal over de Mussel A kon vliegen ……
- “’t Kan me niks schelen wat u met mijn ziel wilt doen, als ik dat paard maar krijg. Maar één ding komt er nog wel bij: ik wil er ook lang plezier van hebben. Ik wil hier nog duizend jaar in de Roege Baarg kunnen leven.”
- “Dat is teveel”, antwoordt de duivel.”Vijfhonderd is beslist het maximum.”
- “Oké dan”, zegt Wilt.”Dat neem ik aan. M’n hand erop.”
- “Nee, nee. We leggen dit netjes schriftelijk vast”, zegt de bezoeker, “en je ondertekent het contract met je bloed. Je kunt toch wel lezen en schrijven, neem ik aan ?”
Wilt loopt een beetje rood aan en krabt zich achter z’n oor. Was hij vroeger nou toch maar naar school gegaan….”Nee, dat kan ik niet”, prevelt hij beteuterd.
- “Nou, dan hoef ik je het contract ook niet voor te lezen. Je drukt zometeen maar een bloed-teken onderaan dit document. Dat moet wel voldoende zijn, denk ik. Morgenvroeg om 7 uur staat je paard klaar, met zadel en toom, hier bij de Roege Baarg.”
De gast tovert een document uit z’n binnenzak en schrijft. Wilt maakt een snee in z’n duim en drukt met z’n bloed een teken dat wel wat lijkt op een stoel onderaan de tekst. De vreemde sinjeur bekijkt ‘t, droogt inkt en bloed bij het vuur en zegt:”Nou, dat is dan in orde.”
Wilt vertrouwt de zaak eigenlijk maar nauwelijks. Dit gaat allemaal wel erg vlug. Voordat hij echter nog iets kan vragen is de vreemde heer verdwenen.

Wilt slaapt slecht die nacht. Als hij tegen de morgen toch wegdut, schrikt hij even later wakker van het indringende hinniken van een paard. “Zou dat ….?”
Hij vliegt de bedstee uit. En waarachtig ! Daar staat een prachtig, slank, zwart paard, dat op hem af komt alsof ze elkaar al jaren kennen. “Zo, dat is dan toch maar mooi voor elkaar. Wie kan me nou nog wat doen”, gromt Wilt.
Één ding is echter niet in orde, is he-le-maal niet in orde. Maar daarvan heeft Wilt geen weet. Nee, nog niet …..In het contract heeft de duivelse gast namelijk niet “500 jaar” geschreven, maar “5 jaar”. Wilt, die analfabeet, kon ’t immers toch niet lezen.
En Wilt ? Wilt heeft, - wantrouwig als hij was na het plotselinge vertrek van z’n duivelse gast -, in de voorbije, slapeloze nacht bedacht dat hij, als de hem toegezegde 500 jaar in de Roege Baarg bijna voorbij zouden zijn, naar een heel ver, vreemd land zou gaan, waar de vreemde sinjeur hem nooit zou kunnen vinden. Met z’n supersnelle paard en diens grote sprongen was hij immers in no-time héééél ver weg !
Zo zat de ene contractant de ander zwaar te besodemieteren.

’t Is vijf jaar later. Roege Wilt is in Wessinghuizen op jacht naar een mals stuk wildbraad. Achter een struik ligt hij op de loer. In de loop van de jaren heeft hij zich een uitstekende jachtmethodiek eigen gemaakt, zo vindt hijzelf. Hij doet de lokroep van het door hem gewenste wild na, laat ze op hem toekomen en jaagt ze aansluitend een pijl door de ribbenkast. Lukt bijna altijd.
Plotseling ziet Wilt in de verte een hele troep ruiters aankomen. “Een groep ruiters ? Wat moeten die hier in vredesna….. ?” Z’n schrik wordt nog groter als hij de voorste twee ruiters herkent. ’t Zijn oude maten van hem uit de tijd dat hij dienst deed bij het militaire paardenvolk van het keizerlijke leger. “Wat moeten die hier in vredesna…. ?” Wilt begint zich zeer ernstige zorgen te maken. Die voorste twee heeft hij indertijd immers bestolen. Van de ene heeft hij een horloge en van de andere een leren broek gejat. ’t Zal toch niet zo zijn, dat die twee hun eigendom nu, na zoveel jaren, komen terughalen ?
Op een weerzien met de twee zit Roege Wilt, hoe dan ook, niet te wachten. Zij kennen vast geen vrees om zijn hol-woning in de Roege Baarg te betreden. Nee, bang zijn zij vast en zeker niet !
Wilt rent naar z’n paard, dat even verderop staat vastgebonden aan een boom. In vliegende vaart gaat ’t naar de Roege Baarg. Hij rent naar de bedstee. De ketel met goudgeld moet natuurlijk mee op z’n reis naar Duitsland. Want daarheen zal z’n vlucht gaan, dat is zeker. Duitsland met z’n uitgestrekte bossen en mensen die hem niet kennen. Weg van de Roege Baarg nu en snel ook.
Wilt werpt een blik door het noordelijke toegangsgat van z’n hol. “Verroest, daar komen die ruiters in de verte al aan. Weg wezen. Nú !”
Sjongejonge, wat kan dat paard van hem toch een fantastische snelheid ontwikkelen. Ze racen langs de A en Wilt geniet. Geniet al helemaal als hij de ketel vol gouden munten die aan z’n arm hangt, verrukkelijk hoort rinkelen.
Opeens houdt dat geluid echter op ! Wat is dat nou ? Wilt grabbelt in de ketel. Z’n hand is er echter nog sneller uit dan hij erin ging. In plaats van gouden munten heeft hij namelijk z’n hand vol …… paardenstront ! Een hartgrondige vloek davert langs de A. En ’t is alsof ’t hij antwoord krijgt. Plotseling klinkt een heel diepe en zware stem langs de boorden van de A:”De tijd is wel gekomen, maar de man is er nog niet…….. !”
’t Wordt Wilt koud om het hart. De stem lijkt  uit de draaikolk naast hem te komen. Wilt rilt en trilt over z’n hele lichaam. Op dat ogenblik maakt z’n paard een scherpe draai naar rechts en rent in volle vaart op de kolk af.
Wilt brult:”Ho ! Ho ! Wat mankeert je nou, raar beest ?” ’t Helpt niets. Het paard rent keihard door tot vlakbij de kolk. Daar zet hij ineens z’n poten vooruit en blijft met een ruk stokstijf staan.
Wilt, met de ketel nog aan z’n arm, schiet over de kop van z’n paard heen als een pijl het water in…….

Roege Wilt verdrinkt jammerlijk in de kolkende Mussel A, - precies vijf jaar nadat hij z’n ziel contractueel aan de duivel had versjacherd -. Zijn lijk is nooit gevonden.
Het paard is zonder aanloop over de kolk gesprongen en ook dat heeft niemand ooit weer terug gezien.

* * * * * * * * * *
                  
In de vorige eeuw is de Roege Baarg in Ter Wupping vele jaren hét Onstwedder recreatiegebied geweest. Misschien maar goed dat het historisch besef van de doorsnee-Onstwedder in die tijd niet zo groot was. Want hoewel de ruiters van de keizer de holen en de gangen in de Roege Baarg indertijd allemaal hebben dichtgegooid, schijnt ’t dat de geest van Roege Wilt op gezette tijden nog wel ‘s rondwaart op en rond “zijn” Baarg. Hij is – nog steeds ? – op zoek naar de jaren die hij, - naar zijn idee -, volgens het contract nog te goed had. Z’n stemming is daarbij niet al te best, dat zult u kunnen begrijpen.

Volgens onze berekeningen zijn de 500 jaar, waarvan Wilt nog steeds uitgaat, inmiddels bijna verstreken. Hij kán dus definitief verdwenen zijn. Maar:  een gewaarschuwd mens telt voor twee, zoals u weet.
Daarom waarschuwen we tóch nadrukkelijk: ’t Kán op en rond de Roege Baarg nog steeds ‘roeg’ (=ruig) toegaan.
Na het lezen van dit verhaal kunt u nooit meer zeggen “Ik wist ’t niet……….”.


● We hebben voor de geschiedenis van Roege Wilt gebruik gemaakt van het verhaal dat Ammo Henderikus Smith ruim een eeuw geleden schreef in het Westerwoldse dialect. Ammo was de zoon van een Onstwedder huisarts en staat ook bekend onder de schuilnaam Gerrit Witze.

© Klaas Meijer / Geert Schreuder