• Terug
  • Taikens & Toal
  • Moeten we onze middeleeuwse “grensbewaking" terug willen ?
31 okt. 2017

 

Afl.60: MOETEN  WE  ONZE  MIDDELEEUWSE  “GRENSBEWAKING”  TERUG  WILLEN ?


Enkele maanden geleden presenteerde het Veenkoloniaal Museum in Veendam het project ‘Spinbarg’. Zo’n 25 Groninger filmmakers, kunstenaars en muzikanten hebben voor dit project een aantal van – wat zij noemen – ‘de mooiste verhalen’ verbeeld. Toen ik de naam van het project las, heb ik mijn wenkbrauwen gefronst. “Spinbarg”? Maar het verhaal over het spinwief speelt zich toch af bij de Spinbaarg in Jipsinghuizen ? En Jipsinghuizen maakt toch deel uit van Westerwolde ? Waarom kiest een Veenkoloniaal Museum nu een projectnaam die onlosmakelijk is verbonden met het zand van Westerwolde ? Ik vond dat raadselachtig en  ben er daarom ’s wat nader over gaan nadenken. Niet alleen over het spinwief, maar ook over al die andere angstaanjagers die onze streek eeuwenlang in hun boosaardige greep hebben gehad: de witte wieven, de heksen, de trollen, de spoken, de veurlopers, de zwaartkiekers, de duivels, de stommelsteerten.
De uitdrukking ‘Lekker griezelen’ heeft mij altijd tegen de borst gestuit want er iets absoluut niets ‘lekkers’ aan griezelen. Vandaar ook dat “…de mooiste verhalen…” bij mij wat merkwaardig overkomen.  Maar, – eerlijk is eerlijk – de keuze voor de titel ‘Spinbarg’ door het Veenkol.Mus., met  het bijbehorende spinwief dus, had in dit verband minder gekund.

U kent de sage van het Spinwief ? Deze vrouw, uiteraard spinster van haar vak, woonde rond 1600 op een heuvel bij het huidige Jipsinghuizen. Die heuvel kreeg de naam Spinbaarg, maar is later – helaas – afgegraven (zoals zoveel heuvels rond Onstwedde en in de rest van Westerwolde). De naam is echter gebleven. Dat Spinwief was immers ook een heel apart mens. Als de avond viel, verliet ze haar hutje en begon ze draden te spinnen door het hele gebied rond haar baarg. Haar opzet was om in die draden jonge mannen, die de leeftijd hadden bereikt om vurig verliefd te kunnen worden,  te vangen. Wat ze er dan aansluitend mee deed …………..?????? Dat is ons onbekend.

Toen ik de verschillende variaties van angstaanjagende personages uit het verleden ’s op een rij zette, viel me op dat ze zich stuk voor stuk hebben opgehouden in de grensgebieden van Westerwolde. Daar waar het vertrouwde Westerwoldse zand overging in het levensgevaarlijke veengebied. U weet natuurlijk, dat Westerwolde vroeger wel werd vergeleken met een zak: je kon er (meestal) maar op één plek in en ook maar op één plek eruit. Die ene plek was in dit geval (via Winschoten naar) Wedde e.o. Alle andere toegangen waren onbetrouwbaar, omdat ze grote delen van het jaar zó moerassig/modderig waren dat je er gemakkelijk en jammerlijk kon wegzakken om uiteindelijk in de smurrie te stikken. En als je ’t desondanks tóch probeerde en dacht jij geluk had ? Dan had je alle kans, dat je een van die enge boosaards tegenkwam. Ik licht er voor het vuistje weg een paar uit.
Zo huisde bijv. aan de Onstwedder kant van de Pekel A de zgn. Stommelsteert. In het Pekelder Schoolmeestersrapport uit 1829 lezen we over hem: “… een groot, ruigharig monster met oogen als theeschoteltjes……” ’t Is niet bekend, dat hij ooit iemand iets kwaads heeft aangedaan. Hij schijnt vooral de mensen die richting Onstwedde wilden (of andersom) ontzettende schrik te hebben willen aanjagen met z’n verschijning en z’n woeste gebaren. Iedereen was daarom beducht voor die Pekelder Stommelsteert.
In de omgeving van Alteveer heeft ooit ene Lange Hilvert rondgelopen. Schijnbaar slechts een erg uit de kluiten gewassen kerel, totdat je met hem te maken kreeg en er hele rare dingen gebeurden. Dan was er maar één wijs ding om te doen: met een noodgang maken dat je wegkwam.
Ook op de grens van Ter Maarsch en het veengebied aan de noord- en de westzijde was een soortgelijke vreemde figuur aktief. Hij was vooral gevaarlijk vanwege z’n vurige linkeroog en kon bovendien over pompebladen (= bladeren van de gele lis of de witte waterlelie) lopen. Als je leven je lief was, gold ook hier één boodschap: “Weg wezen !”
En dan was er natuurlijk nog de heks Hasje. Zij huisde op de Hasseberg bij Sellingen, ook al op de grens van zand en veen (in het Duits: Moor). In tegenstelling tot het latere beeld dat de mensen van heksen hadden: lange, dunne vrouwen met haakneuzen, waren heksen oorspronkelijk heel kleine vrouwtjes. Ze hadden altijd koude voeten vanwege het drabbige moeras bij hun woonstek. Daardoor waren ze vaak snipverkouden en niesden daarom erg veel.”Hatsjie ! Hatsjie !” Zo kwam ook heks Hasje aan haar naam, een naam die nog altijd voortleeft in de Hasjeberg/Hasseberg.

Nogmaals: heel opvallend vond ik ’t bij mijn overpeinzingen dat al die angstaanjagende types, van welk soort en uiterlijk dan ook, zich stuk voor stuk hebben opgehouden aan de grenzen van het Westerwoldse. ’t Was dus duidelijk niet de bedoeling om de Westerwolders in hun dagelijkse leven angst aan te jagen, maar om vreemdelingen die stilletjes probeerden het Westerwoldse gebied binnen te dringen daarvan te weerhouden.
Waarom dan ? Gastvrijheid is toch een groot goed ?
Ik heb in de afgelopen jaren wel ’s het verwijt gekregen, dat ik in mijn verhalen de Onstwedders / de Westerwolders té positief afschilderde. Mijn standaard-reactie was (en is) dan: de mensen in ons gebied hebben in de meer dan 11 eeuwen dat ze hier wonen, zoveel pluskanten in hun omgang met elkaar ontwikkeld én weten vast te houden, dat ze daarvoor een beste veer in de broek verdienen. We kunnen alleen maar hopen, dat ze die – laten we ’t maar noemen – ‘Noaberhulp-plus’-instelling in de toekomst weten vast te houden. Dat zal moeilijk genoeg worden in de wereld van nu. Aan – ik noem opnieuw maar een paar zaken voor het vuistje weg: aan egoïsme, onverschilligheid, moord / doodslag  en andere vormen van zinloos geweld (+ de verheerlijking daarvan op tv en in allerlei computer-games !), zogenaamde ‘social media’ waarin achterbaksheid veelvuldig de boventoon viert, komt er zo ontzettend veel op ons af, dat je er regelmatig hondsberoerd van wordt.
Ik zit hier niet te beweren, dat het vroeger allemaal veel beter was. Dat was zeker niet zo.
Het angstaanjagende bijgeloof waarop al die gedrochten uit vroeger eeuwen gestoeld waren, moeten we bijv. asjeblieft niet terug hebben. Zogenaamde “feestjes” als Halloween moeten we derhalve maar zo gauw mogelijk weer afschaffen ! (Vind ik, een mannetje dat op leeftijd begint te komen en nog altijd vindt dat je het waardevolle niet genoeg kunt koesteren en het waardeloze niet snel genoeg kunt weggooien).
Tijdens het broeden over al die boze types die in het verleden de grenzen van ons gebied bewaakten, ontwikkelde zich bij mij van daaruit de gedachte dat ’t misschien helemaal niet zo verkeerd zou zijn om in ons huidige denken en doen zelf ‘s wat meer barrières op te werpen. ’t Begint er meer en meer op te lijken dat we de laatste jaren klakkeloos elke nieuwe (wan)ontwikkeling met stil gejuich binnenhalen. Dat we daarbij vaak allerlei waardevolle verworvenheden uit het verleden achteloos weggooien, schijnen we niet eens door te hebben. Kijk bijv. ’s naar het gebruik van de zgn. smartphone. Als dat dooie ding jou boven het gezelschap van mensen gaat, mensen die bij jou aan dezelfde tafel zitten, mensen die samen met jou bijv. een verjaarsfeestje vieren, dan ben je ver heen. Je bent dan m.i. royaal een grens overgegaan.
Kritische mensen zijn in de 21e eeuw nodig ! Mensen die zich realiseren wat ze in voorbije tijden aan waardevolle zaken hebben opgebouwd. Mensen, die voor het behoud daarvan geen angstaanjagende gedrochten nodig hebben, maar die er met elkaar en keihard voor willen gaan.

Om al vast een voorschot te nemen op die hoogstnoodzakelijke 21e-eeuwse instelling heb ik dit kritische verhaal geschreven op een kritische vrijdag, de 13e oktober ……...

© Geert Schreuder (‘Taikens’) en Klaas Meijer (‘Toal’)