- Terug
- Taikens & Toal
- O, O, O, dij Onstwedder van doudestieds……………S ……………
O, O, O, dij Onstwedder van doudestieds……………S ……………
No. 39 – O, O, O, DIJ ONSTWEDDERS VAN DOUDESTIEDS ……………
Waarschijnlijk leest u niks nieuws als ik u vertel, dat Geert Schreuder en ik beiden geen geboren Onstwedders zijn. Hoewel we deze rubriek over verhalen en achtergronden van het Onstwedder leven, wonen en werken nu al weer een aantal jaren voor u verzorgen, liggen de roots van allebei in Stadskanaal-Noord. Mijn schoolpad voerde me indertijd twee keer per dag van de 2e naar de 1e sluis en zo leerde ik o.a. Geert, - die toen nog ukkie was en ik was al groot, zeker al een jaar of tien ! - kennen. Merkwaardig hoe je elkaar dan later als volwassenen in Onstwedde weer tegenkomt. En ’t moet gezegd: we zijn hier beiden al zo’n 40 à 50 jaar niet meer weg te slaan. Vanuit die gezichtshoek is ’t eigenlijk niet zo raar, dat wij samen deze rubriek doen.Anderzijds ……….In mijn jonge jaren (’50) vond ik ‘dij Onstwedders’ maar rare mensen. De afdeling van het CJV (=Chr. Jongelings Verbond) waarvan ik lid was, organiseerde bijv. eens in de 2 à 3 jaar een verloting om de financiële basis voor onze rondom-aktiviteiten wat te versterken. Als er aan het eind van de aktie toch nog wat loten onverkocht waren, breidden we ons gebied wat uit en gingen we o.a. naar Onstwedde. En dat was me daar een raar volkje, zeg. Verschillende mensen betaalden je bij de deur wel de prijs van een lot, maar wilden geen lot hebben.“Mit lötterijen hebt wie hailendaal niks” meldden ze dan,“man ie bint hier ja nich veur niks komen. En ie dount wol goud waark. Toch ?” Toen ik trouwde en Stadskanaal-Noord dus ging verlaten, kwamen de Onstwedders in een nóg bedenkelijker daglicht te staan.”Gaist doe noar Onstwedde tou te wonen ? Moust ja nait wies wezen, man. Dat is ja zuks verschrikkelk roeg volk doar.” Op mijn vraag wat de basis voor die wijsheid wel was, kreeg ik steevast als antwoord:”Och, mien jong. Dat Onstwedders vrezelek roeg binnen, dat wait toch hoast elk en aine ! Ze zeggen doar ja ‘pokkel’ tegen de ‘pinze’ ! Nou, den waist toch genog ?" De waarschuwingen hebben niet geholpen, want Geert en ik wonen – als gezegd – al vele jaren met heel veel plezier in ons aloude Onstwedde.
************
Dat ‘dij Onstwedders van doudestieds' - in het verleden dus - (over het heden laten wij ons begrijpelijkerwijs maar niet uit…..) tóch wel een volkje vormden met o.a. een apart soort humor en van het uiten van hun mening, wil ik u in deze aflevering met een paar voorbeelden proberen duidelijk te maken.Zie ’t meteen ook maar als een rustig weer op gang komen na onze vakantieperiode.
1. Albert Haan (+ 1968) woont ca. 1950 aan de Duinweg No. 1. De huizen daar staan op heel royale kavels en het houden van een moestuin is dan welhaast een logische konsekwentie. Haan verbouwt o.a. eetaardappelen; Eigenheimers om precies te zijn. In die jaren is dat echter een verboden ras om te verbouwen. Waarschijnlijk was dat vanwege een bedreigende aardappelziekte; aardappelmoeheid of i.d..Op zekere dag komt er een – kennelijk niet al tè deskundige – controleur langs. Hij vraagt aan Haan welk ras aardappelen hij in z’n tuin heeft. Zonder een moment na te denken antwoordt Haan :”Dat zijn Voshaantjes, meneer. Die verbouwen wij al jaaaarentot volle tevredenheid !” (De vrouw van Haan heette Hilke Vos.........)
2. Jans Moed aan de Dorpsstraat heeft een groot gezin met 11 kinderen. Als de kinderen ruzie maken onder het spelen (“kribben”), is vader Moed er altijd heel snel klaar mee. Hij zet ze aan ’t werk. ’t Maakt niet uit wat voor werk. “Kribben wilt ie ? Den zel je nò waarken, stief waarkn. Al zel je ook ’t wotter van de ene putte in d’aandere scheppen !”
Moed-dochter Tine is het eerste kind uit het Moed-gezin dat trouwt en dientengevolge haar ouderlijke woning verlaat.
Als men Jans Moed nadien vraagt hoeveel kinderen hij en z’n vrouw hebben, antwoordt hij steevast :”Tine traauwd en tiene in hoes.”
3. Jac. Munneke en Geert Stel hebben samen een paard. ’t Is echter geen al te best paard. Hij is nog meer dan een beetje lui zullen we maar zeggen. Of misschien is hij ook wel gewoon oud. Een beetje stevig op lopen wil hij in elk geval uit zichzelf nooit. Je moet ‘m altijd een beetje “aanpitjen” , opjutten.
Zo komen Jac. en Geert op zekere dag van de akker. Jacob heeft het paard bij de kop en Geert stimuleert het wat door hem regelmatig met een tak (weene) op z’n kont te slaan. Plotseling slaat het paard vinnig met z’n achterpoten achteruit en Geert wordt vol voor de borst geraakt. Geert zijgt ter aarde en hij krijst daarbij zó luid, dat het halve dorp hem kan horen : ”O, o, ooooooh ! Hai het mie doodsloagn !”
Geert z’n daadwerkelijke heengaan viel – gelukkig – geruime tijd na het doodgaan van het paard te betreuren………...
4. Harm Lutjeboer heeft al rond 1900 z’n naam royaal gevestigd in Onstwedde. Hij is berenhouder (= voor het laten dekken van een varkenszeug kon je bij hem terecht), heeft een druk bezochte ‘stille knip’ (=café zonder vergunning), is smokkelaar en vooral een hartstochtelijk jager. Nou zijn er meer mannen, die de jacht op wild enthousiast beoefenen. En als je dat volgens de regels van “de kunst” doet, vinden wij er niet zo heel veel mis mee. Van Harm Lutjeboer lezen we in een krant uit 1933 echter iets uiterst merkwaardigs. Harm, - hij is dan inmiddels al 86 ! -, meldt in het artikel vol trots, dat hij in het veengebied bij de Onstwedder Höfte een roerdomp heeft geschoten. Een vogel, die hij nog nooit eerder in z’n leven gezien had. Voor Harm is dat kennelijk reden genoeg geweest om de vogel het loodje te laten leggen. Hij laat ‘m ook vakkundig opzetten, want ’t gaat om een mannetje met prachtige sierveren en dat staat in een ‘stille knip’ natuurlijk erg goed. ”Joajoa, ’t was ain boetengewoon schiere vogel ! Hoast jammer dat e dood is…..” voegt Harm ter afsluiting nog trots toe. ’t Is maar goed, dat onze Harm deze “heldendaad” niet in 2015 heeft verricht. De roerdomp hoorde weliswaar in 1933 al bij de beschermde vogels, maar staat nu nl. op de zgn. Rode Lijst, een voorportaal van de kwalificatie Beschermde Diersoort en o wee, als je daarop anno nu zou schieten. Trouwens……… Harms kinderen hebben hun uiterste best gedaan om de jachtakte van pa Harm ingetrokken te krijgen. Ze laten de dorpsveldwachter zelfs proces-verbaal opmaken, zodat pa voor de rechtbank moet verschijnen. Ze hopen natuurlijk dat de rechter dan z’n jachtvergunning zal intrekken. De edelachtbare spreekt de hoogbejaarde jager echter alleen maar vermanend toe: “Op beschermde vogels hoort u natuurlijk niet te schieten, meneer Lutjeboer. Zeker niet op uw leeftijd.”
Bij het sluiten van de zitting vraagt de rechter Harm wat hij zou doen als hij weer een roerdomp in het veld zou zien vliegen. Harm antwoordt ronduit en direct: ”Schieten natuurlijk, al zit meneer de rechter er ook zelf achterop ……..!”** Als Harm vooraf iets meer van zijn prooi had geweten, had hij mogelijk toch iets minder snel de trekker overgehaald. Een roerdomp-in-levende-lijve zou namelijk vast en zeker nog vééééél beter in Harms café-kamer hebben gepast dan het opgezette exemplaar. Deze, - in Nederland inmiddels zeer schaarse -, broedvogel maakt nl. een geluid alsof je over een leeg bierflesje blaast.
Zo in de geest van:”Haarm, wie luzzen nog wol aine !”
** U kunt - heel begrijpelijk - van mening zijn, dat Harm wel erg eigenwijs reageert richting de rechter. Als u echter weet, dat Harm in de 'Winschoter Courant' van 14 september 1932 wordt uitgeroepen tot 'Internationaal kampioen', omdat hij in 1931, - op z'n 84e ! -, zijn 62e jachtakte heeft gekregen en in datzelfde jaar in de wijde regio met afstand de jager was die het grootste aantal hazen neerlegde, dan komt Harms eigenwijsheid mogelijk in een ietwat vergoelekend daglicht te staan.
5. Als je maar lang genoeg in onze regio woont en openstaat voor de nuchtere humor van de Westerwolders in het algemeen, dan raak je gegarandeerd ook besmet. En als iemand dat sowieso bij zijn/haar komst naar Westerwolde al een beetje was, dan kom je af en toe van het lachen niet weer bij als je zo iemand hoort.
Ter afsluiting van deze aflevering laten we daarom een schoolvoorbeeld daarvan aan het woord. We hebben ’t over de befaamde puntdichter Kees Stip, ook bekend onder zijn pseudoniem Trijntje Fop. Hij woont en werkt vanaf 1978 in Laudermarke, bij Sellingen.
Kort voor zijn sterven in 2001 komen de onvergetelijke woorden over zijn lippen:”Sjongejonge. Miljarden jaren ben ik dood geweest en ik leef nog geen eeuw of het is al weer zo……..”
© Geert Schreuder (Taikens)en Klaas Meijer (Toal)