16 februari 2016
Afl. 94 – 16-02-2016

De vijf Westerwoldse carspelen/kerkdorpen (Onstwedde, Vlagtwedde, Wedde, Sellingen en Vriescheloo) hebben vanaf hun ontstaan in de middeleeuwen een zeer hoge mate van zelfstandigheid gekend. Men regelde z’n eigen zaakjes en voelde zich sterk met elkaar verbonden. Het oude Westerwoldse zegel: één korenschoof met uitspringende aren, symboliseert die eenheid fraai en duidelijk. Landbouw of een beroep wat daarmee nauw verbonden was, was immers het enige middel van bestaan.
In het gemeentewapen van Vlagtwedde is dat zegel later opgenomen en ik twijfel er niet aan, dat we ’t straks ook in het wapen van de a.s. Gemeente Westerwolde terug zullen zien.
Zoals de zaken er nu voorstaat, zit er dan wel één (Onstwedder) korenaar minder in de schoof...???

In het jaar 1316 hebben de Westerwolders er kennelijk geen vertrouwen meer in, dat ze ’t in moeilijke tijden alleen kunnen redden. Met name vanuit het toenmalige Reiderland (= rondom de huidige Dollart) dreigt regelmatig gevaar van overvallen. Westerwolde stelt zich derhalve onder de bescherming van de Bisschop van Münster. Die belooft de Westerwolders tegen mogelijke aanvallen van buitenaf te beschermen. Eigenlijk hoeft deze bisschop aan Westerwolde geen boodschap te hebben, want kerkelijk-bestuurlijk valt dit gebied onder Osnabrück. Daarom wordt afgesproken, dat voor de desondanks toegezegde steun één kip per jaar zal worden betaald uit elk huis waaruit rook opgaat…, de zgn. ‘hoenderbelasting’. Betaaldag wordt St. Michielsdag, 29 september. ’t Zal op die dagen een mooi gekakel geweest zijn bij de bisschoppelijke “kassa” in Landegge (achter Ter Apel, bij het Duitse Haren, aan de Eems). Omstreeks 1500 worden Bellingwolde en Blijham aan het Westerwoldse gebied toegevoegd en ook zij betalen vanaf die tijd de jaarlijkse kip.

De tegenprestatie van de Münsterse bisschoppen is gedurende de eeuwen, dat de hoendertaks betaald wordt vrijwel te verwaarlozen geweest. Af en toe wordt er een beetje als bemiddelaar opgetreden bij problemen over het gebruiksrecht van bepaalde stukken grond, maar veel verder komt ’t ook niet. Integendeel zelfs. Uit de vorige aflevering weet u van de aanvallen op/via Westerwolde door de Münsterse bisschop ‘Bommen Berend’ in 1565 en 1572. Maar toen was de status van beschermer-op-hoendergeld-basis al overgegaan op de Stad Groningen. De kip-in-natura is toen weliswaar omgezet in klinkende munt, maar blijft als een soort van beschermingsbelasting toch intact tot het jaar 1821.
(Opm.: Eén van de eerste in Onstwedde gangbare gezegden, die me ter ore kwam toen ik hier kwam wonen was: ”Hier man n beetje zitten en niks doun, dan kin nich ‘ur. Doar kin mien schöstain nich van roken!” Zou die uitspraak zijn voortgekomen uit die hoenderbelasting van weleer???)

Ik vroeg me af om hoeveel ‘woningen-waaruit-rook-opgaat’ we ‘t nu eigenlijk hebben in het Westerwoldse gebied. Tijdens mijn zoektochtje naar de achtergronden van de Slag bij Heiligerlee (zie de vorige aflevering) kwam ik die aantallen tegen; anno 1568 dus.
Dat Westerwolde nooit echt dichtbevolkt is geweest, ligt eigenlijk wel voor de hand. Maar deze aantallen...

Bellingwolde telt het grootste aantal huizen met rokende schoorsteen: 133
Vlagtwedde volgt met: 101
Onstwedde – zegge en schrijve: 88
Blijham telt er: 49 
Wedde: 33
Sellingen: 28
Vriescheloo komt in de lijst niet voor; is mogelijk bij Bellingwolde of Wedde geteld.
Zeg nou niet: ”Och, dat valt me eigenlijk best nog wel mee.” Als je een “ongenummerde hutte” bewoont, zonder rokende schoorsteen, dan kun je op de klompen aanvoelen hoe groot de armoede in die krotjes geweest moet zijn. Maar ook de hoendergeldplichtigen hadden ’t kennelijk niet veel beter. Zo komen we bij de 49 “fuersteden in Bleiham daervan van eyn Jahr eyn hoen affkumpt…” (woningen met een haard, die derhalve schatplichtig zijn voor 1 kip/jr.) liefst 12 keer de afkorting “…PP…” tegen. “PP” staat voor “pauper”.
Wel een huis met schoorsteen, maar zó arm dat ze de hoenderbelasting niet kunnen betalen…

Tijdens bovengenoemd zoektochtje kwam ik min of meer per ongeluk terecht bij het zeer informatieve boek van oud-Sellinger Geert Luth ‘(On)gepast gedrag’, een dik boek over toestanden in en rond o.a. de Westerwoldse kerken van 1600-1800.
Het voorwoord ervan begint met: “Westerwolde is de wereld niet...”
De laatste zin luidt: ”... Westerwolde was de wereld in het klein.”
Ik realiseerde me dat dat indertijd misschien wel de grondgedachte achter het opzetten van deze rubriek geweest en mijn enthousiasme ervoor...

De foto van vandaag.
U ziet u een foto uit de zgn. Middendorp-collectie. Pieter Bloemert Middendorp was in het begin van de vorige eeuw huisarts in Bellingwolde. Hij maakte zich sterk voor verbetering van de woonomstandigheden van ‘de gewone man’.
Ik denk, dat zijn foto’s ook heel goed gepast zouden hebben bij de woontoestanden in het midden van de 17e eeuw, de tijd waarover we ’t hierboven hebben gehad.
We kijken naar de plaggenhut van ene J. van Dijk in (Onstwedder) Holte in oktober 1913. Op welke plek die hut precies gestaan heeft, heb ik helaas niet kunnen achterhalen.
De scheefhangende deur wordt door palen gestut, zodat hij niet volledig uit elkaar zal vallen. Naar verluidt werd deze woning vanwege de bultige vorm ook wel ‘de Dromedaris’ genoemd. Het grote gat voor de deur is de mestvaalt, de ‘misbakke’.
Aan de achterzijde van het huisje was een waterput gegraven.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)