• Terug
  • Zo was 't
  • Over Groninger scheld-, schimp- en bijnamen
13 oktober 2022
Afl. 176 – 13-10-2022

Opmerking vooraf: Deze aflevering had ik eigenlijk al in mei j.l. willen plaatsen, maar iets onbestemds heeft mij toen daarvan weerhouden. Gelet op het slot van onderstaand verhaal waarschijnlijk maar goed ook. Anders hadden er misschien nog wel meer boeren-trekkers op de snelwegen gestaan…

Ons aller Gronings dialect is door alle eeuwen heen rijk aan meer of minder pittige scheldwoorden. Dat begint al in de jonge jaren van een kind, wanneer hij/zij terechtgewezen wordt met de woorden: “Blief nou eindelek ’s zitten, doe wupsteert!”
Gaandeweg het ouder worden maakt dat plaats voor bv. “Wat dust doe doar nou? Doe haalf zeuven!” En als de volwassenheid is bereikt, hoef je niet echt raar op te kijken als je na een niet al te gelukkig uitgevallen activiteit wordt beoordeeld als: ”Sjongejonge. Wat bist doe ain kou!” of “Wie nuimen die in ’t vervolg mor ‘Kneles Carbidboggel’!”

Scheldwoorden en scheldnamen zijn van alle tijden en van alle hoeken van de wereld. ’t Is kennelijk dé manier om in een heel korte tekst iemand van een duidelijk etiket te voorzien. Het blijvende leed wat iemand daarmee soms wordt aangedaan, telt op dat moment totaal niet mee. Hoe dom ook!

Met bijnamen, hoewel soms ook wel van een stevig gehalte, ligt dat toch anders. In een eerdere aflevering heb ik u al eens uitgelegd hoe een bijnaam in het (nog niet eens zo ver achter ons liggende) verleden haast een must was. Als er in je dorp een stuk of zes personen rondlopen die bv. Geert Wubs heten, dan moet je wat. Dan kom je o.a. op Geert Naks, Geert Vet, Geert Pik, Geert Karregie, Geert Broens om de ene Geert van de andere Geert te onderscheiden.

Onlangs kreeg ik van een familielid uit een erfenis die hij had gekregen, een aantal leuke boekjes over onderwerpen uit de Groninger geschiedenis toegespeeld. Eén daarvan was het mij toen nog onbekende boekje over ‘Groninger Schimpnamen’. Voor het merendeel betreft het namen die al een paar honderd jaar geleden aan de bewoners van bepaalde dorpen / streken werden gegeven. Meestal werd een uiterlijk kenmerk, een beroep, een grondsoort of een als algemeen beschouwde manier van doen als uitgangspunt voor de (schimp)naamgeving genomen. Ik heb ‘t daarover in dec. 2016 al eens eerder met u daarover gehad in de rubriek ‘Taikens & Toal’ op deze website.

Zo werden de inwoners van Pekela betiteld als ‘Pekelder Roegbainders’. Volgens de samenstellers van het genoemde boekje een naam die ze kregen door hun zwaar behaarde benen dan wel door hun ruwe manieren van doen. Rond 1800 raakte het Boven-Pekela-gebied bewoond en de veenontginners die zich daar vestigden, waren nóg ruiger in hun levensstijl. Daardoor kregen zij als schimp-betiteling het nog iets zwaarder aangezette ‘Boven-Pekelder Bosberen’.

Westerwolde en z’n inwoners kwamen er in deze schimpnaamgeving over het geheel genomen vrij genadig af. Van de ca. 175 schimpnamen die in het boekje voorkomen, hebben er zegge en schrijve drie betrekking op Westerwolde of een Westerwolds dorp.
Alleen Westerwolde, Onstwedde en Vriescheloo vallen in de prijzen. De ‘’Loosters’ komen er daarbij met de benaming ‘Vraischelooster Gaanzekukens’, - staat voor: ‘domkoppen’… - m.i. het beroerdst van af.
De 3 andere schimpnamen hebben volgens de schrijver betrekking op de (vele) schapen die in Westerwolde rondliepen. Heidevelden, - een lustoord voor schapen -,  waren daar in de vorige eeuwen immers nog gemeengoed. De in onze streek veel voorkomende familienaam Van der Heide herinnert ons daaraan bv. bijna dagelijks. (Zelfs de auteur van het schimpnamenboekje is ene Dirk van der Heide en zou van oorsprong best een Westerwolder kunnen zijn...).

Westerwolders-in-het-algemeen werden dan ook wel aangeduid als ‘haideschoapen’. Ook de naam ‘Westerwolder swienevangers’ kwam trouwens voor, duidelijk ingegeven door de algemeen gebruikelijke term, dat je een ‘swien-op-‘t-hok’ had.
Bij een groot deel van de Westerwoldse gezinnen was een varken inderdaad hét standaard (slacht-)huisdier.

De Onstwedders waren in die goeie ouwe tijden wel heel royaal bedacht. Liefst drie schimpnamen waren hun deel. In het genoemde boekje staat zelfs een rijmseltje van Dirk van der Heide, waarin alle drie namen voorkomen:
Ain diksteert en drij bobbekoppen
Van d’ Onstwedder haaide.
As makke schoapen laipen ze doar,
Drok aan ’t  blèddern mit mekoar.
’t Was n dikkop dij heur begelaidde!

Dat vooral de benamingen ‘dikkop’ en ‘bobbekop’ de eeuwen hebben doorstaan, ook toen de schapen meer en meer uit het landschap verdwenen, zat ‘m vooral in de soms keiharde (en ook wel eens starre) houding die de Onstwedders uitdroegen. Voor ik in Onstwedde kwam wonen, was mij bijgebracht dat de meeste Onstwedders oer-conservatief waren en dat ‘water bij de wijn doen’ voor hen onbespreekbaar was.

In aflevering 49 van ‘Taikens & Toal’ (okt. 2016) heb ik u indertijd een aantal sprekende voorbeelden gegeven, waaruit bleek dat ‘standvastigheid-in-moeilijke-situaties’ wel eens verward is met conservatisme. En dat die standvastigheid meerdere keren heeft geleid tot een zonder meer positieve uitslag.

Wat ik bedoel te zeggen?
Onze agrarische beroepsbevolking, onze boeren, ook in de regio Onstwedde/ Westerwolde, zijn anno 2022 ongekend zwaar onder druk komen te staan. ’t Is m.i. bittere noodzaak dat we onze schimpnaam-van-weleer maar ’s wat nieuw leven inblazen. Dat we zij aan zij gaan staan met de bevolkingsgroep die met zijn werk en de daarbij behorende mindset ons leefgebied tot één van de pareltjes in Nederland heeft gemaakt!
‘Bobbekoppen’ een schimpnaam voor Onstwedders???  
We zullen laten zien dat het constant wegkijken door de verantwoordelijken in Den Haag en het jarenlang leveren van bestuurlijk knoeiwerk, door de mensen niet langer wordt gepikt.
Al ’s eerder stelde ik voor om – opnieuw – te laten zien dat Onstwedders eeuwen ervaring hebben in het ‘de BOB’ zijn: Boer/Burger Op de Bres. ’t Is niet te hopen dat ‘t nodig is, maar evt. mag u van ‘Bres’ ook ‘Barricaden’ maken!

Ik realiseer me, dat deze aflevering een licht opruiend karakter heeft gekregen. Dat was niet echt de bedoeling. Er wordt al genoeg dom geschreeuwd.
Wat ik wilde benadrukken is, dat ‘BOBbekoppen’ een erenaam kan zijn / worden!!!

N.B.: Dirk van der Heide (tekst) en Jan Woldring (tekeningen) maakten het boekje ‘Dreum van 'n Hogelandster brijhapper’ over Groninger Schimpnamen (1998), waarvan wij dankbaar gebruik hebben gemaakt.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)