• Terug
  • Zo was 't
  • Onze Juffertoren met een houten spits...
29 september 2015
Afl. 84 – 29-09-2015

Hartstikke mooi is dat, wanneer er zelfs in het vakantieseizoen mede- dan wel oud-Onstwedders zijn, die interessant historisch materiaal aandragen voor het Onstwedder Archief. Een trooste- & zonloze dag krijgt dan – althans voor mijn gevoel – ineens een stuk meer glans.

Zo kwam Jesper Bleker van de Jensinghelaan, - lid van het Bleker-Prins-geslacht bij mij in de straat -, verrassenderwijs aanzetten met een document, dat hij had gevonden in het Ned.Architectuur-instituut (draagt sinds 2013 de nietszeggende naam ‘Nieuwe Instituut’) in Rotterdam. Door z’n studie Bouwkunde aan de TH Delft, richting Erfgoed en Architectuur,
is ’t vrij logisch dat Jesper daar af en toe te vinden is. Begin dit jaar had hij ’s gekeken of er mogelijk ook iets over z’n geboortedorp te vinden was. En ziedaar...!! Een officieel document over de Onstwedder Juffertoren. Een kopie mocht helaas niet gemaakt worden, maar Jesper heeft zich er als jonge, handige Onstwedder wel mee gered…

Om een helder beeld te krijgen moeten we terug naar het Onstwedde van de jaren 1880. De onderhoudstoestand van de toren verslechtert in die jaren dermate snel, dat de ‘Groningsche Volksalmanak’ in 1893 moet melden, dat “...de toren van Onstwedde thans wegens ergerlijk onderhoudsverzuim een spoedig en ingrijpend herstel vraagt.”
Omstreeks datzelfde jaar publiceert de in die tijd bekende veeldichter Eisengieser een gedicht over onze Juffertoren. In het 2e vers* constateert hij:

“Storm en noodweer zweept zijn kruin,
teistert zijn gescheurde muren,
die het uiterst’ nog verduren,
onder ‘t ‘wicht van ’t hellend schuin.
Moed’loos knaagt de tand der tijden
om een handvol grijz’lig puin.”

Nou, dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over, denk ik. Er staat in rijmwoorden kort gezegd, dat onze Juffertoren bezig is een ruïne te worden.
Natuurlijk, - dat dienen we ruiterlijk toe te geven -: ’t gaat om een toren die op dat moment al zo’n 600 jaar oud is. En natuurlijk gaat ‘de tand der tijden’ dan knagen aan de eeuwenoude kloostermop-muren. Die muren mogen gemiddeld wel 1.60 meter dik zijn, de structuur van de middeleeuwse kloostermoppen is toch van een aanzienlijk mindere hardheid dan de bakstenen van nu.

Er is evenwel een ander element, dat met het materiaal niets te maken heeft. Ik heb me niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat de ver(k)rottingsellende met toren en kerkgebouw is begonnen gedurende de 2e periode, dat ds. Gravemeijer in Onstwedde predikant was. ’t Gaat in die jaren in de plaatselijke Hervormde Kerk heel sterk over geloofszaken en over ‘bevindelijkheid’. Onstwedde dient een bolwerk van hervormde orthodoxie te worden in een sterk vrijzinnig  geworden omgeving, zo wordt/is de grondgedachte.  Alledaagse zaken als het onderhoud van kerk en toren worden gemakshalve naar de achtergrond gedrongen (zie de foto): onbelangrijk. De enigszins chaotische situatie wordt misschien wel duidelijk weerspiegeld in het feit, dat de Hervormde Gemeente van Onstwedde in de 17 jaar na het emeritaat van ds. H.E. Gravemeijer liefst 5 verschillende predikanten “verslijt”. De komst van ds. E. Weidner brengt in 1895 kennelijk weer enige stabiliteit. In datzelfde jaar wordt namelijk al een begin gemaakt met een uitgebreide restauratie van toren en kerk.
Net op tijd?

Het door Jesper opgediepte document behelst een verzoek van het ‘Ministerie van Binnenlandsche Zaken d.d. 7 October 1893 aan den Architect der Rijks Monumenten-gebouwen te Amsterdam’, betreffende de ‘Toren te Onstwedde’.
Die architect is niemand minder dan dr. Pierre J.H. Cuypers, beroemd door o.a. de bouw van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam en de restauratie van tal van oude kerken onder zijn leiding.
Het advies komt een week later al. Het concept van de brief is geschreven in een handschrift, waarvoor een gemiddeld basisschoolkind zich de ogen uit het hoofd zou schamen. ’t Is echter de inhoud, die een element bevat waardoor een doorsnee-Onstwedder anno 2015 van schrik z’n hoofdharen zou verliezen.

We lezen:
“...het mij voorkomt dat de steenen spits zeer wel van lateren datum kan zijn dan de vierkante romp van den toren, en vermits nu het behoud van zulk een spits hier een groot bezwaar zoude opleveren, daar ene herstelling niet dan door een groote vernieuwing te bereiken is, is men gerechtigd den gemetselde spits af te breken, onder voorwaarde dat er ene houten spits met leien gedekt van dezelfde vorm en dezelfde afmeting voor worden in de plaats gesteld. Zulk een houten met leien gedekte spits past ook geheel bij het karakter van dit bouwwerk; deze zal minder kostbaar zijn, en is gemakkelijker te onderhouden…”

Nou vraag ik u: die beroemde Pierre Cuypers stelt hier eigenlijk voor om onze fameuze, eeuwenoude Juffer maar gedeeltelijk op te offeren. Onze Juffer, die met name beroemd is, omdat hij van z’n fundament tot en met z’n spits is opgetrokken uit steen. Stenen, die zijn gebakken op onze bloedeigen Tichelberg, aan het Boveneinde, achter Veenhuizen. Hoe haalt hij ’t in z’n boll… eh… z’n hoofd om voor te stellen de stenen spits (inclusief de unieke draaiing in het bovenste deel) maar te slopen er een houten puntdakje op te zetten. Dat hij daarbij als eerste reden aanvoert, dat de stenen spits van een jongere datum is dan de rechthoekige torenromp doet minimaal een beetje aan als een stok om de hond te slaan; lees: z’n zin door te drijven. Er was geen diepgaand onderzoek nodig geweest om inderdaad vast te stellen, dat onze Juffertoren (zonder spits) in de Middeleeuwen vooreerst in gebruik is geweest als reddingstoren voor de Onstwedder bevolking in barre (oorlogs)tijden. De latere kerktoren is om die verdedigingstoren heen gebouwd. Ja, inderdaad; als u ’t nog niet wist: onze huidige Juffertoren bestaat uit 2 torens.

Gelukkig is, vooral door de komst van ds. Weidner, Cuypers onzalige voorstel niet tot uitvoering gekomen. Er worden in Onstwedde beurzen getrokken, financiële acties op touw gezet, kerkbanken verhuurd  en mankracht geworven. Een grondige restauratie gaat van start.
De brief, die Jesper vond houdt overigens ook een waarschuwing in voor ons, Onstwedders anno nu: de toren heeft immers zeer binnenkort opnieuw een stevige en kostbare onderhoudsbeurt nodig. Gaan we voor het behoud van onze Juffer met z’n huidige markante stenen spits, waardoor de uitstraling van soliditeit en vastberadenheid wordt verkregen? Of vinden wij anno nu, 122 jaar na Cuypers’ voorstel, een houten puntdakje voldoende?
Naar mijn bescheiden mening moeten we deksels oppassen, dat ‘Zo was ‘t’ niet hetzelfde wordt als ‘Zo is ‘t’…

Jesper, bedankt!

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)