- Terug
- Zo was 't
- Bodemvondsten, historisch en prehistorisch -Deel 2
Bodemvondsten, historisch en prehistorisch -Deel 2
Afl. 169 – 25-02-2022
Voorafje: Eigenlijk is ’t me een beetje tegengevallen, dat zich helemaal niemand van de volgers van deze rubriek heeft gemeld om een al dan niet recente bodemvondst uit ons woongebied te melden. Want dat onze bodem nog altijd een rijke schat aan verrassende voorwerpen in zich bergt, daarvan ben ik vast en zeker overtuigd.
Maar goed: het verzoek dat ik aan het eind van de vorige aflevering heb gedaan blijft steil overeind! Vele streekgenoten zijn u in de afgelopen jaren als amateur-archeoloog dan wel als bodemonderzoeker-met-een-metaaldetector voorgegaan. Ik kan u derhalve verzekeren: u geraakt in goed gezelschap en... u verrijkt de geschiedenis!
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Westerwolde is een oeroud gebied. Maar dat wist u vast wel. Een ietsiepietsie neerbuigend wordt ’t wel eens als ‘Drenthe-in-Groningen’ aangeduid. Dat heeft natuurlijk vooral te maken met de zandgronden, die net als in Drenthe ook bij ons een belangrijk deel van ons grondgebied uitmaken. ’t Is daardoor aannemelijk dat ook in onze streek in de oer-prehistorische Steentijd jagers/verzamelaars hebben rondgelopen. Daarvan zijn echter nauwelijks sporen teruggevonden.
In de Nieuwe Steentijd, vanaf – pak weg – 3.000 v. Chr. in de tijd van de zgn. Trechter-bekercultuur zijn er wel duidelijke sporen. De eerste boerennederzettingen worden dan zichtbaar en regelmatig herinneren archeologische vondsten in het hele oostelijke gedeelte van ons land ons aan die tijd.
In ons woongebied zijn ’t echter vooral de Bronstijd en het begin van de IJzertijd (= ca. 2.000 tot ca. 200 v. Chr.) die er bij de prehistorische vondsten bovenuit schieten. Uit die tijd dateren bv. ook de grote grafheuvels, zoals die bv. in 1927 door prof. A.E. van Giffen in Wessinghuizen werden ontdekt.
Merkwaardig lijkt ’t daarbij dat de voorwerpen die bij ons af en toe boven komen, zowel de metalen als de vuurstenen, steeds opnieuw uit de periode tussen ca. 1.000 en 500 v. Chr.) stammen. Bovendien worden ze vooral gevonden in onze buitengebieden, dus buiten Onstwedde-dorp. (Dit laatste is een gratis tip voor de speurders in onze bodem).
In de aflevering 3 (1-8-2012) van de rubriek ‘Taikens & Toal’ op deze website, vertelde ik u al eens het verhaal van Gherd en Aycko, die rond het jaar 500 vanaf de Onstwedder Es een fraaie stenen bijl richting de Glethe gooiden.
Wel, de vondst die we vandaag centraal stellen werd gedaan in 1919 door Roelf Meijer (geen familie van ondergetekende) op de 2e Barlage, zo’n 30 cm. onder de oppervlakte. ’t Is een bronzen halsring uit ca. 500 v. Chr. met twee bronzen schuifstukken, waartussen een groot doorboord stuk barnsteen zit. ’t Is een imitatie van een zgn. ‘wendelring’ of ‘spiraalring’. Die werden in de Bronstijd door de wat sjiekere vrouwen gedragen. Roelf Meijer z’n vondst, in onze streek, mag gerust een bijzondere vondst genoemd worden. ’t Is niet voor niets dat deze halsring tot op de dag van vandaag nog veel bekendheid geniet.
Roelf zelf is er financieel trouwens niet echt veel beter van geworden. Via Roelf z'n broer Harm kocht de zopas genoemde dr. Van Giffen, toen conservator van het Groninger Museum, de ring voor de somma van 40 gulden… (Zou nu ruim 18 €uro zijn).
Als u zich – terecht – afvraagt hoe zo’n fraaie prehistorische halsring nou in de bodem van de 2e Barlage terecht komt, dan verwijs ik u opnieuw naar de genoemde ‘Taikens & Toal’-aflevering. Daar wordt u uit de doeken gedaan hoe in de periode 1.000 – 500 v. Chr. de angst voor het oprukkende veen dermate groot werd, dat de bewoners de ene na de andere kostbare offergave in dat steeds dichter bij hun woonstek komende veen gooiden, om op die manier de (boze) geesten en de ‘widde wieven’ in dat veen tevreden te stellen, om te kopen. Een ‘votie-offer’ wordt zoiets wel genoemd, een offer om een gedane gelofte kracht bij te zetten.
Vergelijkbare vondsten zijn o.a. gedaan op de Holte (stenen kokerbijl en enkele bronzen armbanden; ca. 1.80 m. onder de oppervlakte, ca. 1890) en door Geert Volders Azn. in de Hidsmeden bij de Mussel-Aa (een bronzen urnenvelden-kokermes; ca. 1 m. onder de oppervlakte, in 1960).
De giften van toen hebben de beangstigde offeraars niet geholpen. Ik vertelde u al ’s eerder: van ca. 500 v. Chr. tot ca. 500 à 700 na Chr. is er in Westerwolde eigenlijk geen bewoning meer mogelijk geweest. Het veen had Westerwolde zodanig omsloten, dat je ‘t alleen als eenzame, zelfredzame kluizenaar zou hebben kunnen overleven.
‘De angst had gezegevierd’, zou je ook kunnen zeggen.
Zullen wij onze handen maar stevig samenknijpen bij de gedachte, dat wij anno 2022 het begrip ‘(Gods)vertrouwen’ kennen?
Achteraf nog even: Bij dezen bedanken we dhr. Harm Meijer van de Kampweg, - en verwant aan de vinder van de in deze aflevering beschreven halsring -. Hij maakte ons er opmerkzaam op, dat de daadwerkelijke vinder van de ring Roelf Meijer was en niet z'n broer Harm. Harms naam wordt weliswaar in alle stukken genoemd, maar hij deed als oudere broer van de vinder alleen het "zakelijke gedeelte" in het contact met prof. Van Giffen.
© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)