• Terug
  • Taikens & Toal
  • Een "ingeblikte" preek bij de start van het nieuwe jaar
30 december 2017

 

No. 62 – 1 januari 2018 : EEN  “INGEBLIKTE”  PREEK  BIJ  DE  START  VAN  HET NIEUWE  JAAR


Allereerst wensen Geert en Klaas jullie allemaal, als onze trouwe volgers, natuurlijk alle denkbare goeds voor het Nieuwe Jaar. Zullen we er samen iets heel moois van proberen te maken ?
Omdat relativeringsvermogen daarbij een onontbeerlijke eigenschap is, hebben we onderstaand verhaal voor jullie samengesteld. Een verhaal op historische grondslag !

                                                  **********************

Mijn naamgenoot en grootvader werkte in het veen. Zijn laatste klus als ‘landkloarmoaker’ was rond 1930 de ontginning van het gebied achter het huidige Loonbedrijf Speelman aan de Alteveersterweg 29A; tussen Alteveer, Nieuwe Pekela en Stadskanaal.  Dat perceel was toentertijd van ene ‘boer Olijslager’.
Opa woonde in die tijd in Boven-Pekela. “Zoooooo !” hoor ik u denken.”Doe bist dus aiglieks n ‘Pekelder Roegbainder’. Katweldocht…….”
Ik snap, dat met name de ouderen onder ons nog altijd die kwalificatie met Pekela associëren. Alleen al het Pekelder volkslied van zo’n 100 jaar geleden gaf daartoe immers ook wel een beetje aanleiding:

                                            “Triomf, de vreugde stijgt ten top,
                                            in Pekel vreten ze zend’lingen op.
                                            Daar komt een schip met goud belaân,
                                            die brengt ons d’ nieuwe haring aan.”

Maar Boven-Pekela ……… Jaaaa, dat was nog minstens twee graadjes erger. Daar hadden ze zelfs een (poging tot) straat, die ‘Wildeploatse’ heette. Boven-Pekelders hadden waarschijn-lijk daarom ook een aparte bijnaam:’Boven-Pekelder Bosberen’. Zelfs nu nog handhaven ze hun roemruchte bijnaam uit het verleden, - met een vette knipoog - : hun dorpshuis heet (tuig van) ‘De Riggel’……..•
Dát gedeelte van Pekela is het laatste deel geweest, dat indertijd is ontdaan van veen en omgetoverd in veenkoloniale dalgrond, akkerbouw-grond. Ik voel mij met die streek nog altijd enigszins verbonden. Mijn stapel-betovergrootvader was namelijk één van de eersten die rond 1800 in dat woeste gebied met de vervening begon. Al had hij dan “….een ongenummerde hutte in de Noorderkolonie …..” als woning en kon hij lezen noch schrijven, lef en energie heeft hij zeker gehad. (Plaggen)hutten van het soort waarin m’n voorvader woonde, werden door de veencollega’s soms in één avond voor iemand gebouwd.
Zo ging dat, nu ruim 200 jaar geleden.

’t Moet er ruig aan toe zijn gegaan daar, in die tijd en de honderd  jaar die volgden waren niet veel anders. Bij de zomerdag waren ze bijv. ’s morgens om een uur of vier al druk aan het werk. Pas ’s middags rond dezelfde tijd was ’t dan gebeurd, want velen hadden nog minstens een uur nodig om lopend (!!) thuis te komen. In de veengebieden rondom Onstwedde was deze dagindeling trouwens niet anders. ’s Zomers, ja dan moest ook de boterham voor de winter verdiend worden.
Maar dat kwam dus wel neer op 6 werkdagen van zo’n 12 uur !
Natuurlijk wil je dan ook wel ’s, zo af en toe, een lekker verzetje. Bijv. als er een trouwerij viel te vieren of een huis (=plaggenhut) moest worden ingewijd. Bij zulke feestelijke aangelegenheden kwam dan de zgn. ‘blikken dominee’ ten tonele. 
Opa Klaas kon zich uit zijn jonge jaren nog herinneren, dat bij het verschijnen van deze “statige” verschijning door de gezamenlijke veenwerkers een lied werd aangeheven:

                                             Taaa…….-raaa….-ra…. boem! -die-ee,
                                             de blikken dominee,
                                             die heeft zijn gat verbrand
                                             al aan de kachelrand.

(De oorsprong van dit lied ligt in 1894 en z’n eigenlijke ontstaan heeft helaas een weinig fraaie reden. Een Harlinger dominee schoot in dat jaar namelijk de 23-jarige Cato Mirande dood.  Zij deed voor zijn vrouw het gezinsnaaiwerk, maar dominee raakte hopeloos verkikkerd op het meisje. Ze wees hem echter af. Met alle fatale gevolgen van dien ……
De dominee werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.

                                             Taaaaa……-raaa…-ra boem-die-ee,
                                             de blikken dominee,
                                             die schoot met kruit en lood,
                                             zijn arme naaister dood.

                                             Nu….. zit……. hij in de kast
                                             al aan een ketting vast.
                                             De jongens roepen luid :
                                            “Die komt er nooit meer uit !”)


N.B. De stippeltjes in de 1e regel van vers 1 en 2 betekenen, dat deze woorden even langer moeten worden aangehouden. Zulks om de spanning te verhogen.

Terug naar het veen. Even voor het goede begrip: de blikken (veen)dominee was dus een namaak-dominee, zonder opleiding, absoluut niet officieel preekbevoegd. ’t Was “gewoon” één van de werkers-in-het-veen met als functioneringseisen, dat hij a.) een ver-dragende stem had; b.) een soort van hoge hoed wilde opzetten; en c.) in staat was tot het maken van wijdse gebaren. ’t Was immers allemaal begonnen om de lol.
U snapt natuurlijk wel, dat échte dominees wel link uitkeken om zich in een of andere veen-negorij tussen dat ruige veenvolk daar te begeven.

Welaan, deze “blikken namaak-dominee” heeft voor u op de drempel van het nieuwe jaar een (zogenaamde) preek uit oude veentijden. Als u de tekst rustig op u in laat werken, zult u in 2018 bijv. gemakkelijker kunnen relativeren ………
Als u de preek voor uw huisgenoten/vrienden zou willen naspelen, dan moet u erom denken, dat de zinsdelen in de boodschap helder dienen over te komen. Een korte rust tussen de zinsdelen is daarom aan te bevelen. (Voor uw gemak heb ik daartoe hier en daar rust-stippeltjes toegevoegd).

GE-LIEF-DEN ………
De aar….-de ……….. is gemaakt van:
ZAND !
Van korreltjes zand, van hoopjes zand, van heuveltjes zand en van enorm hoge bergen zand………
Ge-lief-den ………
De aar….-de ……….. is gemaakt van:
STEEN !
Van kleine steentjes, van kiezelstenen, van bakstenen, van veldkeien en van kolossale hunebedstenen ……….
Ge-lief-den ………
De aar….-de ……….. is gemaakt van:
WATER !
Van droppeltjes water, van plasjes water, van meren water, van zeeën water en van oneindige …….. oceanen water ……...
Ge-lief-den ………
De aar….-de ……….. is gemaakt van:
MENSEN !
Van dwergjes, van kleine mensjes, van gewone mensen en van die reusachtige Enakskinderen ……..
En oooooh, ge-lief-den ……. Als zo’n reusachtig Enakskind nou eens op zo’n enorm hoge berg ging staan ………., en in z’n reuzenhanden zo’n kolossale hunebedsteen nam ……. en die
hunebedsteen met een reuzenzwaai in zo’n oneinnnnnnnnn-dige oceaan met water gooide, …………oooooooooh, ge-lief-den ……., wat zou dat een geweldige
P-LONS
geven……… !

© Geert Schreuder (‘Taikens’) & Klaas Meijer (‘Toal’)

• Onstwedders zouden trouwens bij zulke bijnamen geen al te grote mond moeten hebben.
De bijnamen waarmee men in het verleden Onstwedders aanduidde, laten immers ook aan duidelijkheid niets te wensen over : ‘Onstwedder Bobbekoppen’ dan wel ‘Onstwedder Dikkoppen’ ………..