1 juni 2016

 

No. 47 – juni 2016:  OPOE  STOK


Tot ruim halverwege de vorige eeuw kende elk dorp/elke streek z’n eigen dorpsfiguren, z’n eigen ‘apartelingen’.
’t Waren meestal mensen, die door hun gedrag regelmatig aanleiding gaven tot negatieve reacties. Meer dan eens speelde echter ook een lichamelijke afwijking een rol. Als iemand met bijv. een bochel (kwam toen nog vrij regelmatig voor), een houten been, een erg opvallende manier van lopen of een abnormale buikomvang ook nog extreem gedrag vertoonde, dan was zijn/haar “loopbaan” als dorpstype vrijwel een zekerheid.
Gelukkig zijn we er wat dat betreft m.i. de afgelopen decennia toch wel op vooruit gegaan.
 
Om u een beetje een indruk te geven over de wijze waarop je als kind tegen zulke dorpsfiguren aankeek, maar ook hoe ze zelf reageerden, heb ik een verhaal opgediept dat ik al zo’n jaar of 50 à 60 geleden schreef, op basis van eigen (jeugd)ervaringen.

Maak derhave kennis met ‘OPOE STOK’, ca. 1950.
  
We waren als kinderen van zo’n jaar of acht bang voor haar. Niet een klein beetje bang, maar echt doodsbenauwd mocht je wel zeggen. Ze liep immers ook zo afgrijselijk krom. Dat was lang niet normaal, man. Later, op school, leerden wij dat als je zó krom liep dat dat “onder een hoek van 90 graden” heette. Bovendien had ze ook nog een allerakeligste stem: een beetje een mix van krakend en neuzelig. O ja, en dan had ze ook nog die supergemene herdershond in haar huis rondlopen. Brrrr, wat een beest. Bij mijn weten kwam hij nooit buiten. Dat was misschien ook wel de reden dat het dier ooit ’s dwars door de grote voorruit van de kamer was gesprongen. Sindsdien zaten er dikke houten tralies voor alle ramen.
De bazin van de hond was in onze kinderogen een echte heks. Zo’n ingemene heks, die regelrecht uit het sprookje van Hans en Grietje was weggelopen. ’t Enige wat er nog aan mankeerde was een zwarte kat, die op haar kromme rug zat ……

Wij noemden deze aparte vrouw ‘Opoe Stok’, omdat wij haar buitenshuis nooit anders zagen dan met haar stok, haar zware leunstok. Die had ze natuurlijk ook wel nodig, want anders zou ze zo maar voorover hebben kunnen vallen. Op haar heksenkop en haar gemene, lange neus.
De grote mensen noemden haar niet ‘Opoe Stok’. Nee, zij noemden haar ‘’t Gouden Kalf’.
Toen wij nog heel klein waren snapten wij daar natuurlijk niets van. ‘Opoe Stok’ was toch een heel duidelijke naam voor dat ouwe mens. Een naam ook, die haarscherp bij haar paste.
Later, toen wij wat groter waren, hebben onze vaders en moeders ons uitgelegd waarom zij haar ‘’t Gouden Kalf’ noemden. Volgens onze ouders bulkte ze namelijk van het geld. Ze had wel net zo veel geld als al onze vaders en moeders bijelkaar. Hoe ze aan dat enorme kapitaal gekomen was, wist niemand. Maar één ding was zo helder als een klontje volgens onze ouders: ze moest vast en zeker  elke cent wel drie keer omgedraaid hebben voordat ze ‘m uitgaf. Anders kon je nooit van z’n levensdagen zoveel geld bijeenvergaren. ‘Opoe Stok’ verafgoodde haar geld, haar goud. Net zo als het Joodse volk in de woestijn had gedaan toen ze daar een ‘Gouden Kalf’ maakten om te vereren ……
Wij kregen als besluit van de uitleg vanzelfsprekend de boodschap mee, dat je met zulke mensen maar beter geen omgang kon hebben. Dat hadden onze ouders, vanaf het moment dat ‘Opoe Stok’ in onze buurt was komen wonen, ook niet gedaan.
Zo had ‘Opoe Stok’ niet alleen het uiterlijk van een heks, maar kreeg ze door haar buurtgenoten ook nog het leven van een kluizenaarster opgedrongen. Of ze dat nou wilde of niet. En kluizenaars krijgen haast automatisch een soort van heksenstatus ……

Als je nog klein bent, hebben vaders en moeders bijna altijd gelijk. Als kind weet je dat nog niet zo goed, maar later kom je er – vaak – wel achter. Meestal moet je dat door schade en schande ervaren.
Ervaren ……….

Ik was ondertussen al een grote vent geworden. Ik moet vast en zeker wel al een jaar of acht zijn geweest, toen ‘Opoe Stok’ me op een middag riep. Jaja, geloof ’t of niet, maar ze riep me. Nou had ik haar wel een paar keer geholpen als zij een brief in de brievenbus moest doen. Met haar kromme houding kon ze immers niet bij de gleuf komen waar de brief in moest. Mijn ouders hadden me weliswaar wel gewaarschuwd voor die vrekkige ouwe heks, maar ze hadden me ook geleerd om mensen in nood de helpende hand te bieden.
Misschien dat ’t daardoor wel kwam dat ‘Opoe Stok’ me riep.
We leefden rond 1950 nog in de tijd, dat de huizen verwarmd werden met turf, eierkolen of anthraciet. De plaatselijke brandstoffenhandelaar had die dag een enorme lading turven op het erf van ‘Opoe Stok’ gegooid. Ik herinner me nog, dat mijn eerste gedachte bij het zien van die gigantische stapel was:”Zie je wel ? Zoveel geld heeft die ouwe heks nou! Dat kan zij vanzelfsprekend gemakkelijk betalen…….”
Wat ‘Opoe Stok’ me precies gevraagd heeft toen ik aan haar roep om te komen gehoor had gegeven, weet ik niet meer. Evenmin herinner ik me, welke gouden bergen ze mij in het vooruitzicht heeft gesteld. Wel weet ik, dat ik luttele momenten later als een dolleman bezig was om al die turven via een open venstertje in de grote kelderruimte onder haar huis te gooien. Wel weet ik, dat één gedachte me beheerste: hoeveel geld ik wel niet van ‘Opoe Stok’ zou krijgen als ik deze mega-klus geklaard had. Dat moet ze me op de een of andere manier in het vooruitzicht gesteld hebben. Dat moet wel, want anders zou je als kiene-vent- van-acht-jaar toch niet aan zo’n zware taak begonnen zijn ?

Toen ik de laatste turf in de kelder had gegooid was ’t al bijna donker. Goeiemorgen, wat een enorme klus werk had ik op me genomen. Ik was kapot !
Daar kwam ‘Opoe Stok’ aangestrompeld om te kijken of ik m’n werk goed had gedaan. Ze was tevreden; tenminste dat meende ik uit haar krakende gemompel te kunnen opmaken.
En wat dachten jullie wat ik kreeg voor mijn geweldige inzet ? Dat kun je vast en zeker nooit raden. Ik kreeg namelijk………. een stuiver. Eén stuiver. (Dat is in huidige Euro’s: € 0,02)
Kom nou niet aanzetten met het traditionele kletskoek-verhaaltje, dat je vroeger voor een stuiver veel meer kon kopen dan tegenwoordig. Voor één luizige rotstuiver kon je omstreeks 1950 ook bijna niks kopen ! Twee stukjes drop bij de kruidenier misschien.
Één stuiver kreeg ik dus. Pofferjanpieltjes: één stuiver ! Oh ja, een appel kreeg ik ook nog. Misschien kennen jullie ze ook nog wel van vroeger: zo’n miezerig klein appeltje, met van die ouwe vrouwen-rimpeltjes. Van die appeltjes, die bij mijn eigen grootmoeder ook altijd op de plank in de bedstee lagen.
Één stuiver kreeg ik dus en één zo’n verhipt rotappeltje ! Ik word er nog furieus van als ik eraan denk. Ze had me bovendien niet eens bedankt !

Toen ik zwaar gedesillusioneerd naar huis liep, kwam ik m’n vader tegen. Die liep net naar huis vanuit de fabriek waar hij werkte en die naast ons huis stond. Hij zag mijn verongelijkte blik, hoorde m’n verhaal aan en zag dat de tranen tijdens het vertellen bijna uit mijn ooghoeken kwamen.
M’n vader was geen harde man. Zeker niet. Toch was hij deze keer in twee regeltjes klaar met mij. “Wel n kniepstuver helpt mit heur törven, is ain haile grode slörm !”
                (= Wie een gierige vrek helpt met haar turven, is een kolossale oen !)

Met die boodschap kon ik ’t maar doen…………..

De laatste keer dat ik ‘Opoe Stok’ zag, was toen ze verhuisde. Waarom ze wegging is mij onduidelijk gebleven. Misschien was ze het wonen in haar grote vieze huis wel zat.
Zij en haar hond hadden er immers in toenemende mate een enorme smeerboel van gemaakt. En dat terwijl ze zóveel geld had ……
Ze verhuisde zonder verhuiswagen. Ze ging met een truck met een helemaal open trailer erachter. Zo’n vrachtauto voor o.a. strovervoer. Van Garage Hardenberg, bij ons in de buurt.
Ik zie haar nog zitten. In haar oude leunstoel midden op die open trailer. Haar stok in de hand en de rest van haar haveloze huisraad rondom zich.
Toen de auto wegreed, kwam haar rechterhand onder de vuile omslagdoek die op haar knieën lag vandaan en – ik weet vrijwel absoluut zeker, dat ik me niet vergist heb – en toen heeft ze mij ten afscheid nog even toegewuifd ……….

© Geert Schreuder (‘Taikens’) & Klaas Meijer (‘Toal’) 

P.S. Wij, Geert en Klaas, hebben inmiddels ook royaal de leeftijd van Opoe Stok bereikt (let wel: we hebben 't alléén over de leeftijd !!!) en daarom vinden we, dat we na deze aflevering een paar maanden zomervakantie mogen gaan houden. Wij wensen ook alle volgers van deze rubriek een ontzettend fijne en zonnige vakantie. Enne..... denk om de zonnbrandcrème, hè !