- Terug
- Nieuws
- Waren de ONSTWEDDERS altijd BRAVERIKEN??? - Deel 1
Waren de ONSTWEDDERS altijd BRAVERIKEN??? - Deel 1
‘Taikens & Toal’ is een co-productie voor onstwedde.info van kunstschilder Geert Schreuder (taikens/tekeningen) en Klaas Meijer (toal/teksten) over het Onstwedder wel en wee van toen, met een knipoog vanuit het heden.
AFL. 90 – september 2025:
WAREN ONSTWEDDERS VROEGER ECHT ZULKE BRAVERIKEN*?
EN ZO JA, ZIJN ZE DAT DAN ANNO 2025 NOG STEEDS?
< DEEL 1 >
*************************************************************************
Toen ik zo’n 15 jaar geleden de drie dikke “pillen” van “De Geschiedenis van Groningen” aandachtig had gelezen, was ’t me al opgevallen. Maar toen heb ik er eigenlijk verder niks mee gedaan. De afgelopen weken borrelde de interesse in enkele thema’s die in die “pillen” worden beschreven echter weer op. En toen herinnerde ik me... Juist ja.
Het is immers merkwaardig, om niet te zeggen hoogst merkwaardig, dat het oudste landschap in de huidige provincie Groningen, Westerwolde, in die drie “pillen” slechts hier en daar en dan ook nog meestal in heel korte stukjes, aan bod komt. En als je je dan bovendien nog realiseert, dat ons dorp Onstwedde in de vroege Middeleeuwen de naam ‘Westerwolde’ droeg en daarmee vrijwel zeker de oudste van de (latere) vijf Westerwoldse kerkdorpen was, dan schiet mijn gemoed helemaal vol. Wat? Dan word ik kribbig! ’t Is toch verdikkie bijna alsof wij in de Groninger geschiedenis weggemoffeld zijn. En in zekere zin nog steeds worden.
Of...
Zou ’t kunnen zijn dat de Onstwedders (en de andere Westerwolders niet minder) in de voorbije eeuwen zulke braveriken* zijn geweest, dat er geschiedkundig eigenlijk weinig tot niets over hen valt te vertellen?
In de afleveringen 73, 74 en 75 van de rubriek ‘Taikens en Toal’ ben ik 4 jaar geleden al op diverse facetten van het Onstwedder leven in het verleden ingegaan. Ik kan ’t echter niet laten om in relatie tot de bovengenoemde “dikke-pillen-kribbigheid”, nog één keer een ietwat algemene blik op onze Onstwedder historie te werpen. Je bent uiteindelijk jarenlang geschiedenisleraar aan de plaatselijke Mavo geweest of niet!
Gaat u even mee? Ik probeer ’t zo bondig mogelijk te houden.
***********
Het is zeer wel mogelijk is, dat er in het laatste gedeelte van de IJstijd zgn. jagers/ verzamelaars in onze regio hebben rondgezworven. Toch moeten we er maar vanuitgaan dat de echte bewoning van de zandgronden rondom het Westerwoldse Aa-dal (Ruiten -, Mussel – en Westerwoldse Aa), - het oudste bewoonde gebied in de huidige provincie Groningen -, pas in de periode 5000 – 2000 v. Chr. gestalte kreeg. Die tijd heet in de geschiedenis de Trechterbekercultuur. In die tijd vond ook de overgang van jagers/ verzamelaars naar landbouw/veeteelt plaats. De urnenvelden die op de Holte en in Wessinghuizen zijn gevonden herinneren ons aan de mensen van toen.
Aan geschiedschrijving deden zij – uiteraard – niet.
Ook de eerste boerendorpen ontstonden in die tijd. We moeten ons daarvan geen al te grote voorstelling maken: ’t waren groepjes van niet meer dan ca. 5 boerderijen. De na-buur/boer-schap, de noaberschap was een belangrijk element in die kleine samen-levinkjes: ze hadden elkaar constant nodig. Toen in diezelfde periode de veenvorming steeds agressiever oprukte, was die onderlinge hulp nog meer van belang. En daarbij was er voor geschiedschrijving absoluut geen tijd. Hun leven en werken moest een aantal duizenden jaren later maar via bodemvondsten tot de mensen doordringen. En dat ‘De Geschiedenis van Groningen’ daaraan maar relatief weinig aandacht zou besteden, konden zij natuurlijk ook niet weten…
Al eerder had ik ’t met u over de totale onbewoonbaarheid van ons gebied door het, vanaf ca. 500 v. Chr. oprukkende veen. (zie bijv. ‘Taikens en Toal’, afl. 3, augustus 2012). Toen het veen 1000 jaar later droger werd en zich terugtrok, kwamen uit de Duitse grensstreek, waarheen vrijwel alle oud-bewoners van Westerwolde eerder gevlucht waren, de nazaten van die oud-bewoners terug naar hun stamgebied. Westerwolde maakte toen een periode van (voorzichtige) bloei door. En toen het Christendom in de 9e eeuw het van angsten vervulde heidendom had verdreven, en er kerken werden gebouwd, werd die bloeiperiode snel groter. De na-buur-verbondenheid bleef daarbij, misschien nog wel sterker dan daarvoor, het belangrijkste element in de sociale structuur van de dorps-gemeenschappen, de zgn. kerspels.
In het jaar 875 komen we de oude naam van Onstwedde voor het eerst in een document tegen: ”Uneswido in Westerwalde”. Westerwolde, een bosrijk en strategisch gelegen gebied in het westen van het Hertogdom Saksen, waarvan het in die tijd deel uitmaakte. Onze streektaal is daardoor ook sterk van Nedersaksisch karakter geworden.
In de hierna volgende eeuwen gebeuren er in Westerwolde geen schokkende dingen. De mensen leefden eenvoudig en tevree en er was ook niemand die daarvan meende historisch verslag te moeten doen. Bovendien zijn de (katholieke) kerkboeken uit die tijd (helaas) ook verdwenen.
Pas als de Addinga’s de burcht van Wedde bouwen (eind 14e eeuw) en de Westerwolders bijna tot hun slaven degraderen, komen met name de Onstwedders in actie. Egge Addinga-1 wordt in de Höfte doodgeslagen en z’n kleinzoon Egge-2 ondergaat op de brug van zijn eigen burcht hetzelfde lot. Dat is tevens het einde van de macht van de Addinga-familie. Westerwolde heeft inmiddels in 1470 ter ondersteuning van de rechten van de bevolking zijn ‘Landtrecht van Wedde en Westerwoldinge Landt’ schriftelijk vastgelegd. En… steun gezocht bij de Stad Groningen. En… die nemen al snel de regeermacht over Westerwolde over. En... schrijven geschiedenis. Niet zozeer over de Westerwolders, maar des te meer over de machtige daden van de rijke Stad-Groninger bestuurders.
De Westerwolders leven voort in hun oude levensstijl : eenvoud, noaberschap en meer dan eens ook armoede. De bouw – in steen – van o.a. de Onstwedder kerk, vastgemaakt aan de al eerder gebouwde Juffertoren, is een grote – voor hen heel gedenkwaardige – gebeurtenis. Maar ook dat was nauwelijks belangrijk genoeg om in de geschiedenis van Stad en Ommelanden opgenomen te worden.
* Een ‘braverik’ is volgens het (dikke) Van Dale-woordenboek een ietwat verouderde, beetje neerbuigend-grappige benaming voor een “braaf mens”. Maar de benaming “braaf”, zo staat in datzelfde woordenboek, betekent ook: ”bewust van zijn plichten, deugdzaam, rechtschapen”!!!
© Geert Schreuder (de “Taikens”) en Klaas Meijer (de “Toal”)