• Terug
  • Nieuws
  • Duidelijke GRENZEN aan wat kan en wat niet kan
11 december 2025

‘Taikens & Toal’ is een co-productie voor Onstwedde.info van kunstschilder Geert Schreuder (taikens/tekeningen) en Klaas Meijer (toal/teksten) over het Onstwedder wel en wee van toen, met een knipoog vanuit het heden.


AFL. 93 – 11-12-2025:  GRENS / GRENZEN

****************************************
De 17e eeuw heet in onze vaderlandse geschiedenis dan wel de Gouden Eeuw, maar het begin van die eeuw was in Onstwedde en omgeving zeker geen gouden tijd. Verre van dat.
Hoewel die uitdrukking vandaag de dag een ietwat andere lading heeft gekregen, noem ik diezelfde periode voor Onstwedde toch maar: ‘een tijd van grensoverschrijdend gedrag’.
Voor u nu reageert in de geest van: ”Nou, nou Meijer, daar zeg je nog al wat. Ben je niet (al weer …..) een ietsiepietsie schoolmeesterachtig bezig?
Ik denk van niet en ik duik - met uw goedvinden – onze dorps- en streekgeschiedenis in.

Westerwolde was na de herbevolking van rond ca. 800 eigenlijk niet meer dan een zand-kolonie temidden van uitgestrekte veengebieden. Rondom lagen naast het gigantische Bourtanger Moor, de Pekelder venen en het langgerekte veengebied aan de oostboorden van de Drentse Hunze.
Aanvankelijk was de winning van dat veen als turf-brandstof niet aan de orde. Men had er het juiste graafmateriaal niet voor en de vraag ernaar was vrijwel nihil.
De laaggelegen gebieden aan de rand van de venen waren wel in trek. Met name in de zomerperiode als de veenranden een ietsje droger en meer begaanbaar waren. Dan waren ze o.a. uitermate geschikt voor het weiden van het vee en het hooien. Die gronden (de meeden / de maiden) waren toen het gemeenschappelijk gebied van de plaatselijke eigen-erfde boeren en werden aangeduid met de term: de maarken (= de marken).

Waarschijnlijk door de groei van de veestapel was er steeds meer maarke-oppervlakte nodig. En natuurlijk speelde het begrip ‘bezit’ ook best wel een rol. De grenzen van het gemeen-schappelijke buitengebied werden eenvoudig aangegeven met bomen en hier en daar wat grensstenen. Met name de Onstwedder eigenerfden waren in de late Middeleeuwen nogal overtuigd van hún zeggenschap over een groot gebied. Zo ontstond er bijv. af en toe ‘dikke mot’ (= felle ruzie) met de Pekelder buren. Zeker toen de veenturven waardevolle en gewilde brandstof werden. De Onstwedders hebben ca. midden 17e eeuw zelfs beweerd dat de Margaretha Hardenberg-kerk in Wildervank (Margaretha was de vrouw van Adriaan Geerts Wildervanck, die ook in de turfgraverij erg actief was) op hún, op Onstwedder  grond stond. “Wat denkt dat verrekte Hardenberg-tantie wel nich!

Nog een flink stuk erger was de constante strijd tussen de Westerwoldse boeren (ook hier met de Onstwedders voorop) en hun Drentse collega’s. Met name de boeren uit Valthe hadden het om de haverklap aan de stok met hun Onstwedder buren, vaak in de buurt van de zgn. Mussel Mee. Zo kwam het bijv. voor, dat de Onstwedders een kudde Valther vee in beslag namen. Dat vee zou op Onstwedder grond hebben gegraasd en dat kon je natuurlijk niet toestaan. Toen de koeien na een periode van geharrewar weer werden teruggeven, hielden de Onstwedders een aantal koeien achter. Zulks – zo zeiden ze – als vergoeding van de door hen gemaakte kosten…

Bovenstaande paar regels geven slechts een fractie weer van de constante ellende die er was met de Drentse buren.
Nadat het noorden van ons land was bevrijd van de Spaanse overheersing (1594), werd door stadhouder Willem Lodewijk de toen alom gerespecteerde landmeter Jan Sems aangesteld om een (logische) grens aan te geven tussen de Drentse en de Groninger/Westerwoldse veengebieden. Zo kwam in 1615 de zgn. Semslinie tot stand: een lange kaarsrechte lijn van het Zuidlaardermeer tot aan Ter Apel. Maarrr… Omdat het klooster van Ter Apel in 1619 eigendom was geworden van de Stad Groningen, accepteerde de Stad het laatste stuk van die lijn natuurlijk niet. Ter Apel zou dan immers bij Drenthe horen. Het zou tot 1817 duren aleer het laatste gedeelte van de Semslinie van een knik werd voorzien, zodat Ter Apel weer onder (toen de provincie) Groningen viel. Dat nieuwe stuk heette vanaf toen: de Koningsraai, naar koning Willem I die zich met het probleem bemoeid had. De dubbele knik die het Stadskanaal vanaf toen maakt bij de huidige watertoren, herinnert nog altijd aan die aanpassing van de Semslinie.

Ook de veelvuldige botsingen tussen de Pekelders en de Onstwedders hebben uiteindelijk geleid tot een duidelijk afgebakende grens : de zgn. Barkelazwet, een kanaal-riviertje dat nog altijd onder de zgn. Gele Klap in Stadskanaal door, het Stadskanaal instroomt.

Gelukkig liggen deze boze tijden nu al zo’n 200 jaar achter ons. Tijden waarin het begrip ‘noaberschap’-in-bredere-zin volledig afwezig was. ‘Wij’ en ‘ikke’ stonden op de voorgrond en een eerlijke overeenstemming vinden in een twistkwestie is dan erg moeilijk.
Naar aanleiding van die jarenlange strijd tussen Westerwolders/Groningers en Drenten/ Pekelders dook de – inderdaad supertrieste – relatie met de tijd van nu op in mijn hoofd.
Immers : als er één ding vandaag de dag hoogstnoodzakelijk is, in de gezinnen, in de omgang tussen mensen (ook de jeugd!), in de politiek, in de sport, in de wereldorde, dan is ’t wel dat we opnieuw leren GRENZEN aan te leggen. Duidelijke GRENZEN aan wat kan en wat niet kan.
De lijn die Jan Sems trok, weliswaar in opdracht, is daarvan een lichtend voorbeeld geweest. Je zou haast denken, dat hij een vooruitziende blik heeft gehad.
Of zoals gelegenheidsdichter Herman Boer ’t in 1945 (!!!) het verwoordde :
                                   Doe als Jan Sems, ga recht door zee.
                                   Een jongen• uit het goede nest !

• Meisjes / vrouwen mogen zich uiteraard in deze regels ook voluit voelen aangesproken!

© Geert Schreuder (de Taikens) en Klaas Meijer (de Toal)

info@geertschreuder.nl
k.meijer@onstwedde.info