- Terug
- Nieuws
- De 200e Zo was't: Ging dat toen ÉCHT ZO??? Deel 1
De 200e Zo was't: Ging dat toen ÉCHT ZO??? Deel 1
26 september 2025
Klaas Meijer schreef voor de rubriek "Zo was 't" de 200e aflevering met als titel: Ging dat toen ÉCHT ZO???
Een terugblik op het dagelijks leven omstreeks 1950 – Deel 1.
Als je al een tijdje 80+er bent, gaan je gedachten vaker dan daarvoor terug naar je jeugd-jaren. Heel begrijpelijk. Tenminste als ’t om gelukkige jeugdjaren gaat. En dat was bij mij beslist het geval.
De herinneringen aan de allereerste jaren van mijn leven zijn uiteraard niet berescherp (‘k Was toen nog iets té jong, denk ik !), maar vanaf plm. 1950 zijn ze er nog volop.
Mag ik met u ’s kort teruggaan naar het huiselijke leven van een eenvoudig arbeidersgezin uit die tijd?
- Verwarming: Als we praten over de verwarming van het huis, dan hebben we ’t alleen over het woonvertrek. Alle andere ruimtes bleven ’s winters onverwarmd. ("Neem mor n kruke mit!” = “Neem maar een warmwaterkruik mee!”)
Vader stond ’s morgens als eerste op en zijn taak was ’t daarom om de kachel op gang te brengen. Turf en/of hout vormden de standaard-brandstof. Het was wel te hopen, dat er wat trek in de schoorsteen zat, want als dat niet het geval was, stond de hele kamer al gauw blauw van de rook en kwamen de later opgestane familieleden luid hoestend de kamer in.
Op de kachel stond altijd een ketel met water, zodat er altijd heet vocht beschikbaar was.
Opvallend was, dat de aanlevering van de wintervoorraad aan turfbrandstof (later eierkolen) altijd gebeurde plm. oktober. Dat was de tijd dat de jaarlijkse kinderbijslag binnenkwam.
- Onderhoud van de woonruimtes: Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe mijn moeder op haar knieën, met veger en blik in de hand, over ons kokos-karpet kroop. Als ze dan op ging staan, had ze altijd van die “leuke” blokjes op haar knieën. Zoontjelief keek daar dan bewonderend naar, met voorzichtig ontluikende kunstzinnigheidsogen.
De vitrage voor de ramen moest altijd spierwit zijn, maar vooral ook zonder gebreken. Want binnen de arbeidersklasse was het gezegde: “Ie mouten joen armoude nait veur de roamen hangen” (“Je moet je armoede niet voor de ramen hangen”) gemeengoed.
- De keuken: Je kunt je 75 jaar later absoluut niet voorstellen, dat in tal van arbeiders-huizen – maar ook in andere – geen waterleiding was. Drinkwater moest je met de pomp bovenhalen. En anders maar naar de regenput.
In de recente periode waarin ik dit verhaal neertikte, kwam ik in gesprek met een vrouw die halverwege Alteveer en Nieuwe-Pekela gewoond had. Zij hadden daar indertijd zelfs geen pomp en ze moesten hun drinkwater bij de buren halen, een eind verderop. Voor waswater moesten ze zelfs naar een zijtak van het Pekeldiep, nog een heel eind verder van hun huis.
- Het lichaam wassen: Douches bestonden vanzelfsprekend niet in de meer dan eenvoudige woningen van de arbeidersklasse. ’s Zaterdags stond de tobbe in de keuken en gingen allereerst de kleinste kinderen daarin.
(Zie de foto bij deze aflevering.)
Meer dan eens moesten de oudere kinderen het dan doen met het al gebruikte waswater van de ukkies. Niet daarover zeuren. “Doe wilst toch ook n schoon lief? Nou den!!”
- De maandagmorgen: De maandag was de standaard-wasdag. Moeders stonden dan al in alle vroegte aan de tobbe met heet water met een wasplank daarin. Met een boender werd dan de was schoon geboend, waarna het water er met de hand werd uitgewrongen. Een energie vretende klus. En je kunt je voorstellen hoe blij de vrouwen waren toen er een zgn. wringer op de markt kwam, en die ook nog een prijskaartje droeg die voor een eenvoudig arbeidersgezin te betalen was.
Als je je daarbij nog realiseert dat die - meestal aanzienlijke was - aansluitend aan de waslijn buiten moest worden gehangen, dan wel “op de bleek” moest worden uitgevouwen, en later op de dag weer binnengehaald, dan moet je 75 jaar later alsnog een eresaluut brengen aan al die vrouwen/moeders die deze klus jaar na jaar wisten te klaren.
Wordt dus vervolgd.
© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)