23 oktober 2013

Onstwedde: een aaneenschakeling van ontdekkingsreizen

‘Geboorteplaats: Winschoten’. Ik vond het raar toen ik dat voor de eerste keer las bij mijn naam. Goed, ik ben weliswaar geboren in het St.-Lucas Ziekenhuis, maar om daar nou zo’n grote waarde aan te hechten dat ik tot aan mijn dood, zelfs tot aan mijn overlijdensadvertentie, gekoppeld ben aan Winschoten, dat leek me sterk overdreven.

Wat had ik nou met Winschoten? We gingen er wel eens kleren kopen. Of een singletje bij Hekman nadat mijn ouders in de tweede helft van de jaren zestig hadden besloten tot de aankoop van een heuse pick-up. (Schiet me ineens te binnen: omdat je zonder platen eigenlijk niets hebt aan een grammofoonplatenspeler mochten wij, de drie kinderen, een singletje uitzoeken bij Hekman op kosten van onze ouders. Erik was nog te klein, dus voor hem werd de keuze gemaakt: Drei Musketiere van Conny Froboess, want dat vond ma mooi. Miep treuzelde en ook voor haar werd een keuze gemaakt: Spiegelbeeld van Willeke Alberti, want dat vond ma mooi. En ik bestelde bij meneer Hekman ‘iets van de bietels’, maar ik kwam thuis met Distant Drums van Jim Reeves. Want dat vond ma mooi.) Maar van een band met Winschoten, daar was geen enkele sprake van. ‘Wessinghuizen’ had er moeten staan in plaats van Winschoten. En anders ‘Gemeente Onstwedde’.

Na een kleine twee jaar Wessinghuizen en amper twintig jaar Onstwedde woon ik nu al bijna 35 jaar in Stadskanaal. Ik ben dus altijd dicht bij de bakermat gebleven, hoewel ik voor mijn werk als journalist wel in landen als Portugal, Engeland, het voormalige Joegoslavië en Hongarije ben geweest. Toch dacht ik al op jonge leeftijd veel van de wereld (nou ja, Europa) te kennen. Want bij ons thuis stond de hele dag de radio aan. Ik herinner me uit die tijd Arbeidsvitaminen en Kleutertje Luister. Tussen 12 en 1 uur had je toen Mededelingen ten behoeve van land- en tuinbouw met de dagprijzen van bijvoorbeeld pinken, vaarzen en allerlei tuinbouwproducten. En de eindeloze, monotoon voorgelezen Waterhoogten, meegedeeld door Rijkswaterstaat. Dat ging zo: Mannheim 322 plus 11, Mainz 295 onveranderd, Keulen 185 min 5, Lobith 966 min 12, Borgharen 3800, dus drie acht nul nul min 105. En daar zat je dus ook nog eens geïnteresseerd naar te luisteren!

Maar het kwam niet door deze programma’s dat ik dacht Europa wel een beetje te kennen, het kwam door het radiotoestel zelf. Een Philips Bi-Ampli met op het front een enorme opsomming van zenders die je via de middengolf kon ontvangen. Die begon linksboven met Nürnberg en eindigde via onder (veel en veel) meer Sverige, M. Carlo, Luxemburg, Dublin, Paris, Tallinn, Berlin, Turku, Norge, Lisboa, Sofia, Roma, Budapest en Wien rechtsonder bij Lyon. Ging je op zoek naar die zenders, dan kon je op één ding aan: veel ruis. Soms ook allerlei piepjes – geheime codes, dacht ik toen. Maar was de zender een beetje goed te ontvangen, dan hoorde je andere talen en heel andere muziek. Het was een ontdekkingsreis.

Eigenlijk zijn je eerste, pakweg, twintig jaren van je leven een aaneenschakeling van ontdekkingsreizen. Je eerste stapjes, je eerste schooldag, je eerste verkering…, talloze dingen doe je of overkomen je in die periode voor de eerste keer. En die jeugdherinneringen zitten, zeker als je 55 bent, voor het overgrote deel gecomprimeerd ergens in de donkere krochten van je geheugen verstopt. Je moet er echt naar op zoek en als je weer eens een herinnering aan je jeugd te pakken hebt, moet je ‘m ook nog ‘uitpakken’. Want hoe zat het ook al weer precies?

,,Dag Oosterveld.’’
- ‘Dag mien jong, hou wos t hebben?’
,,Ik wil bietelhoar, Oosterveld.’’
- ‘Goa moar zitten.’
Vijf minuten later was het haar in je nek en boven beide oren opgeschoren. Ik weet nòg hoe het voelde als ik met de binnenkant van de hand tegen de vleug in over mijn achterhoofd streek. Liverpool mocht dan zijn haarmode hebben, Onstwedde had het ook! Daarbij, Oosterveld zal tijdens zijn kappersopleiding waarschijnlijk niet de finesses van het beatlekapsel zijn bijgebracht.

Ik herinner me de kelder van de Nederlands-Hervormde Lagere School onder leiding van Andringa. In die kelder werd het oud papier gegooid en van tijd tot tijd moesten van die kranten en tijdschriften handzame pakketjes (een touwtje er om) worden gemaakt. Andringa rekruteerde in de beide hoogste klassen vrijwilligers, maar moest altijd jongens aanwijzen die de boel op orde moesten maken in die kelder. Maar nadat onder de leerlingen het verhaal ging dat er tussen de kranten en NCRV-gidsen ook diverse exemplaren van Panorama en zelfs een enkel pikant boekje waren aangetroffen, vlogen de vingers de lucht in als Andringa weer eens vrijwilligers voor zijn kelder nodig had.

En ik herinner me onder andere het vitrinekastje van Onstwedder Boys naast de ingang van Café Joh. de Grooth aan de Dorpsstraat. Op vrijdagmiddag rond vijf uur hing secretaris Aising daar de opstellingen op van de jeugdteams. Geschreven in zijn zo herkenbare, duidelijke handschrift. Rond vijven kwamen jongens van alle kanten van het dorp op de fiets aanrijden. Er ontstonden discussies, niet alleen over de opstelling van het eigen team. Was het wel terecht dat Henk reserve stond? En waarom stond Johan niet in de spits? Die vitrine was eind vrijdagmiddag een jongerenhangplek avant la lettre.

Onstwedder Boys. Daarvoor hoef ik niet in mijn geheugen te graven. Bij de club, die rond deze tijd het 50-jarig bestaan viert, beleefde ik vooral in de A1 drie fantastische jaren. Kampioen in het eerste jaar en promotie naar de Selectieklasse, meteen weer kampioen en promotie naar de Districtsselectieklasse (alleen de competitie voor de A-junioren van de clubs in het betaald voetbal zat daar nog boven) waaruit we meteen weer degradeerden. Over die periode staat een uitgebreid verhaal in het nieuwe jubileumboek van Onstwedder Boys.

Had ik niets met Winschoten? Mijn eerste baan in de journalistiek was bij de Winschoter Courant. Een eigenzinnige, bijna anarchistische krant. Leerlingen op de School voor de Journalistiek in Utrecht leerden in die tijd dat dagbladen waren te onderscheiden in drie categorieën: landelijke, regionale en dan had je nog de Winschoter Courant. Daar moest je doen wat je moest doen, maar voor de rest was je volkomen vrij. Zo stelde ik toenmalig hoofdredacteur Roel Waalkens eens voor met een fotograaf naar Gorleben te gaan, een dorpje in West-Duitsland vlakbij de grens bij de DDR. ,,Wat is daar dan te doen?’’, vroeg Roel en ik legde uit dat Duitsland in de zoutkoepel bij Gorleben atoomafval wilde opslaan en ik wilde kijken hoe het daar mee stond. Roel zei: ,,Ga maar, als je maar met een verhaal thuiskomt.’’ En dat kwamen we, want we ontdekten dat in een enorm bos in het nauwelijks bevolkte gebied bomen waren gerooid en daardoor een open terrein van een kilometer bij een kilometer was ontstaan. Daar ging de ondergrondse opslag plaatsvinden. We waren er maar even, want al snel werden we door de politie weggeslagen van de plek, hoewel het geen verboden terrein was – de autoriteiten wilden gewoonweg niet dat de pers er over schreef. Maar we waren er lang genoeg. De Winschoter Courant meldde het nieuws als eerste; de Nederlandse en Duitse landelijke pers nam het bericht vervolgens over.
Waarom schreef de krant voor Oost-Groningen over atoomopslag bij een dorpje vlak bij de DDR? Simpel. In die tijd waren er ook plannen hetzelfde te doen met de zoutkoepel bij Onstwedde. Dat na demonstraties in Onstwedde en later Gasselte de politiek dat plan in de ijskast zette, deed daar niets aan af. Nog steeds is er geen definitieve streep door die plannen gehaald.

Na de Winschoter Courant werd Radio Noord mijn nieuwe werkgever. Een veel rustiger baan, want de regionale omroep had toen nog nauwelijks zendtijd. Het radiowerk vond ik mooi, de (te) rustige baan niet en ik miste het schrijven. Daarom besloot ik in 1984 als zelfstandig journalist (freelancer) verder te gaan en dat ben ik nog steeds.

In 1979 ging ik samenwonen met Margriet Faber, tien jaar later trouwden we en we hebben drie kinderen: Eva (1991 – studeert bedrijfskunde), Michiel (1993 – studeert technische bedrijfskunde) en Ruben (1994 – studeert rechten).

In Onstwedde kom in nauwelijks meer nu onze ouders daar niet meer wonen. Onze vader overleed in 2010 en onze moeder woont sinds oktober 2012, na een jaar in een verpleeghuis, in de verzorgingsafdeling van Maarsheerd in Stadskanaal. Maar het eerste wat ik op maandagochtend doe, is het sportkatern van Dagblad van het Noorden openslaan. Even lezen wat er over Onstwedder Boys in staat.

Jan Chris de Boer
Email