Afl. 51 - 27-03-2014: n METER ONDER DE ZORRE: ORRE, ORRE, ORRE ......  
                                (Een meter onder de zoden: ijzeroer en nog ‘s ijzeroer)

Afl. 51 - 27-03-2014: n METER ONDER DE ZORRE: ORRE, ORRE, ORRE ...... (Een meter onder de zoden: ijzeroer en nog ‘s ijzeroer)

Sinds Henk Boels, Jan Bosschers en Eltjo Lutjeboer –  dorpsenthousiastelingen in hart en nieren -, zich omstreeks 1970 garant verklaarden voor de aankoop van een onbewoonbaar verklaard boerderijtje, staat Dorpsstraat 93 te boek als ‘Ocrea-boerderij’ en ‘JSDB’ (Jeugdsoos ‘De Boerderij’). Een aantal meer en minder rigoreuze verbouwingen was weliswaar nodig, maar nu al ruim 40 jaar kan jong en oud(er) op dit adres genieten van een 100 % eigen thuishonk.  

Bij mijn zoektocht naar vroegere Onstwedder bedrijven in de Dorpsstraat (zie de afl. van 13 februari j.l.) kwam ik Dorpsstraat 93 ook tegen.
In het dorpstelefoonboek(je)* van 1958 stond op dat adres vermeld: “J. (van Jan) Hilgenga, opzichter ijzeroer”, tel. 431.
Nou is Jan Hilgenga waarschijnlijk een van de allerallerlaatste opzichters in de ijzeroer-aktiviteiten rondom ons dorp geweest, maar kennelijk was die functie in 1958 toch het vermelden nog waard. In de jaren die voorafgingen had zich in het Onstwedder buitengebied namelijk een complete ‘orre’-industrie ontwikkeld. Aan de randen van de vele stroompjes die door ons buitengebied stroomden, dicht onder de oppervlakte, vond je het harde bruine materiaal dat algemeen bekend staat als ‘ijzeroer’. Her en der in lagen van 10 tot 50 cm. dik.
De foto van vandaag is een oude schoolplaat uit 1889, die in het Knoalster Streekhistorisch Centrum te vinden is. Het graven van ‘orre’ aan de oevers van de Mussel-Aa in Mussel wordt weergegeven. De molen op de achtergrond is de standerdmolen van Albert Folkers, die tot 1943 aan de Zandtangerweg stond. Als je van die molen een ‘zeskantige bovenkruier met zelfzwichting’ (zo’n molen stond oudtijds aan de Molenpaal) zou maken, zou de plaat gerust ook aan de boorden van ’t Oll’ Daip (= de Mussel Aa) in de directe buurt van Onstwedde kunnen zijn gemaakt.

< Een merkwaardig toeval is ‘t, dat onstwedde.info-fotograaf Hendrik Wolfs een dag nadat ik deze aflevering klaar had, enkele foto’s op onze website plaatste van de huidige graafwerkzaamheden aan de oevers van de Mussel-Aa, bij de Molenpaal. Roestbruin was de overheersende kleur vanwege de veelheid aan ‘orre’-bulten ……….Hendrik en ik hebben samen vastgesteld dat onstwedde.info zéér innovatief bezig is, dat de zgn. ‘telepathische communicatie’ z’n intrede heeft gedaan in ons redactie-team. >

In het midden van de 19e eeuw had de Groninger Commissie van Landbouw uitvoerig onderzoek laten doen naar de kwaliteiten van het Onstwedder ijzeroer. Het resultaat was toen weinig optimistisch: té laag van kwaliteit om te kunnen gebruiken in de ijzergieterijen in bijv. Doetinchem of Deventer. Bovendien zou het transport vanuit het Onstwedderse uitermate problematisch worden, “… vanwege de ongelegenheid van dit oord ….” We moeten bij deze neerbuigende kwalificatie in aanmerking nemen, dat Westerwolde in die tijd (ca. 1850 dus) nog grote delen van het jaar ernstig te lijden had onder wateroverlast en dat verharde wegen slechts in dromen voorkwamen. De hele ‘orre’-graverij zal destijds dus inderdaad niet zo heel veel hebben voorgesteld. Gegevens over de aktiviteiten van toentertijd ontbreken dan ook geheel. Onstwedde kende in 1843 overigens ook slechts 171 huizen met in totaal 870 inwoners.
 
Ik zal u niet vermoeien met de uitgebreide ontstaansgeschiedenis van de ‘orre’. De benaming ‘moerasijzererts’, die ook voor deze bijzondere natuursteensoort wordt gebruikt, zegt waarschijnlijk voldoende. ’t Gaat om ijzerdeeltjes, die van hogere gronden door het water werden afgevoerd naar lager gelegen (moeras) –gronden. Door chemische reacties sloegen die deeltjes neer en werden tot keiharde ‘orre’-lagen, - als gezegd - kort onder het maaiveld.
De grondige aanpak van de afwatering, de aanleg van kanalen en de verharding van doorgaande wegen in Westerwolde rond 1920, maakte ook Onstwedde een stuk minder “…ongelegen…” Daarbij kwam er door de Grote Crisis van de jaren (19)’30 een sterk groeiende behoefte aan grote arbeidsintensieve projecten. Vooral de landbouwsector heeft daarvan geprofiteerd, bijv. middels ontginning van woeste gronden en ……. het vrij grootschalig graven van ‘orre’. De ijzeroerlagen waren immers heel slecht voor de doorwatering van akkers en weidegebieden. Daarbij was er vanuit binnen- en buitenland een sterke vraag naar ijzeroer voor o.a. de nationale gietijzer-industrie en om te mengen met moeilijk smeltbare ertsen (Duitse Ruhrgebied).
Zo kon je vanuit de in 1916  in gebruik genomen Onstwedder haven dan ook regelmatig schepen zien wegvaren, die tjokvol geladen waren met ijzeroer. Even voor het goede begrip: om 1 kg. ijzer te kunnen produceren, had je liefst 13 kg. ijzeroer nodig.
In de jaren na de 2e Wereldoorlog was de werkloosheid opnieuw groot. Weer werd de ‘orre’-graverij één van de werkgelegenheidsprojecten en ook nu met name om de bodemstructuur van de akkers te verbeteren. In o.a. Ter Maarsch (oever van het Pagediep), gebied tussen Veenhuizen en Vledderhuizen, Molenpaal (oevers van de Mussel Aa) en achter de Roegebaarg (Ter Wupping) werden in het begin van de jaren (19)’50 nog karrevrachten ‘orre’ gedolven.

Dat rondom ons dorp eeuwenlang turf gegraven is, is nog tot daar aan toe. Maar je kunt je anno nu toch haast niet voorstellen, dat Onstwedde minder dan 100 jaar geleden een soort van mijnstreek was, een gerenommeerde toeleverancier voor de nationale en internationale metaal-industrie.
De geschiedenis van ons dorp is een lange. Veelzijdig is die ook, dat moge o.a. uit het verhaal van vandaag blijken.

Misschien zou ’t als een soort eerbewijs aan die veelzijdigheid wel een ideetje zijn, als JDSB jaarlijks een ‘Orre’-festival aan z’n aktiviteiten-scala toevoegde.
                                  Mit ‘nander op de korre,
                                  noar t Festival van d’Orre !

Jan Hilgenga zou er vast en zeker z’n volledige goedkeuring aan geven.

* Met dank aan Albert Wubs voor het beschikbaar stellen van zijn telefoonboekje uit 1958.

© Klaas Meijer