Afl. 138 – 15-06-2018: DE  ONSTWEDDER  HOLTE, “WIJD EN ZIJD VERMAARD” - Deel 1

Afl. 138 – 15-06-2018: DE ONSTWEDDER HOLTE, “WIJD EN ZIJD VERMAARD” - Deel 1

Eén van de mooie bijkomstigheden van het mogen verzorgen van de historische rubrieken van de Onstwedder dorpswebsite is, dat er van her en der in den lande regelmatig mailtjes binnenlopen met opmerkingen, toevoegingen dan wel verzoeken om (nadere) informatie.
Zo kreeg ik onlangs een verzoek uit het Friese Balk (Gaasterland) om enige gegevens over meester Meindert Dijkstra. “Meester Dijkstra” was, voor hij naar Balk ging, van 1925 tot 1930 hoofd van de Chr. Lagere School in de Holte. Opmerkelijk vond ik ’t dat zijn school daar in Balk ‘De Bolster’ heette en dat het Onstwedder schoolgebouw, waarin nu ook de leerlingen uit Holte onderwijs genieten, MFA ‘De Bast’ heet…….. Toevalligheid ?
De gevraagde gegevens kon ik vlot tevoorschijn “toveren” dankzij het jubileumboek dat in 1995 verscheen toen de school (toen ‘De Ark’ geheten) op de Holte 75 jaar bestond. In dat boek vond ik echter ook een paar ingeschoven losse bladen met een dichtwerk, dat diezelfde meester Dijkstra in 1926 had gemaakt over de Holte, zijn Holte. Dat dichtwerk is mij ooit, - al langere tijd geleden moet ik een beetje beschaamd erkennen -, overhandigd door een attente inwoner van Holte voor het Onstwedder Historisch Archief.
Ik wil u (met name de inwoners van Holte-en-rondom) deze “poëtische” ontboezeming van meester Dijkstra († 1953) niet onthouden. Het geheel is evenwel dermate groot van omvang, dat ik er 2 afleveringen van ga maken. Maar daarvoor hebt u vast wel begrip.
 
             DE  HOLTE

De Holte is niet groot, ’t is waar.
’t Is eig’lijk een gehuchtje maar.
Nee, ’t is niet groot of wijd vermaard,
toch heeft het een bijzond’re aard.
Als men opmerkzaam maar beziet
wat of het voor belangrijks biedt.

Komt, vangen wij in ’t oosten aan
om alles eens bij langs te gaan.
Van Hendrik Prins tot Aike Smith,
die ver weg in het westen zit.

Elk mint natuur, dat is gewis.
Elk weet hoe mooi het oosten is.
In Wessinghuizens mooie dreven
heeft de natuur immers veel moois gegeven.

Wat ? Zijn er nog bij u misschien,
die ’t mooie van dat oord niet zien ?
Dan zullen vreemden u wel leren
om Wessinghuizen te gaan eren.

Want ’s zomers spoedt zich menigeen
per fiets naar Wessinghuizen heen.
Men komt van heinde en ver gereden
om Holte’s bodem te betreden.

Men toeft bij ’t groen der mooie bomen
om weer wat tot zichzelf te komen.
Men zet zich in de heide neer
en krijgt er nieuwe krachten weer.

Daar strijkt de wind door ’t eikenhout,
de jager vangt daar hazenbout.
Daar ziet men vogels allerhand,
die vullen met gezang het land.

Daar vindt men uit zeer oude tijd
nog wel eens een belangrijkheid:
een urn met wat as en been.
Hoe oud ze zijn, dat weet er niet een.

Daar leest men weer in de courant:
“In Holte vond men in het zand
een urn van uiterst vreemd model."
Hij is te zien bij B. of W. of L. •

Men roemt de boschjes en de hei,
beziet voorts Karskens’ boerderij
soms met behulp van verrekijkers.
En als men weder huiswaarts gaat,
dan is het oog van zien verzaad.

Nu komt het Streekje aan de beurt.
En schoon het niet heel vaak gebeurt
dat daar de vreemdelingen toeven,
toch valt ook daar veel goeds te proeven.

Zie, naast de weg die modd’rig is en slecht,
heeft men met noeste vlijt een fietspad aangelegd.
Dat mooie pad, droog, effen van geel zand,
ver’zeld de vuile weg als ’n brede gele band.

Een ieder wand’laar langs de Streek,
die goed oplettend om zich keek,
die heeft gezien de mooie berkebomen,
waaraan de tere blaadjes komen.
Die heeft gezien de vele koeien
Die in de weide staan te loeien.
Die zegt met een tevree gemoed:
“Hier op dit paadje wandelt ’t goed !”

Staat men dan op ’t einde, waar de straat
in die naar Wedde overgaat,
en is de blik naar zuid gericht,
dan heeft men daar een mooi gezicht !  

• Daarmee moeten de families Bessembinders, Wilzing en Luring zijn bedoeld.

© Klaas Meijer