Afl. 112 – 15-12-2016:  OVER  MOLLENWAREN  en  ONWEER

Afl. 112 – 15-12-2016: OVER MOLLENWAREN en ONWEER

Onlangs had ik ’t al met u over het heel sterk verminderde aantal boeren, dat de laatste – pak weg – 50 jaar deel uitmaakt van onze dorpsbevolking. In gesprekken op verjaarsvisites enz. gaat ’t dan ook aanzienlijk minder over bijv. bunders en daimten dan voorheen.
Daarom zou ik als, al sinds mijn geboorte een erkende niet-boer, ’t deze keer met u willen hebben over het landbezit van weleer. En over de niet geringe rechten, die daarmee verbonden waren / konden zijn.

Eén van de oude maten die in het stoffige verleden in Westerwolde in gebruik zijn, is de ‘möln’. ’t Betreft een lengtemaat van 7 voet, dat is ruim 2 meter. In het begin van de 20e eeuw wordt grondbezit op de essen nog algemeen aangeduid als “de 4 möln”, “de 6 möln”, enz. Bedoeld wordt dan de breedte van de akker. Toen Onstwedde in de vroege Middeleeuwen opnieuw door mensen als woonplaats werd gekozen, was één van de aantrekkelijkheden, dat er rondom het dorp enkele hoogten waren die aantrekkelijk waren om er akkerbouw te bedrijven: de essen. Die esgrond werd in langwerpige kavels opgedeeld en vervolgens verdeeld onder de gegadigden. ’t Zal ook toen al zo geweest zijn, dat de grootste (mond ?), de flinkste, degene met de meeste vriendjes, daarbij de hoogste ogen gooide.
Hoe dan ook, in de jaren daarna wordt er een vaste verbinding gelegd tussen het grondbezit in ‘möln’ en de boerderij. Een boer, die mee wil spreken over de zaken die in het dorp spelen moet minimaal 4 ‘möln’ grond bezitten. Of – anders gezegd – de oppervlakte van de akkergrond die bij zijn boerderij, zijn ‘erve’, hoort moet minstens 4 ‘mölnwaer’ (Ned.: mollenwaren) of 4 ‘waerdelen’ groot zijn om als ‘volle erve’ te worden aangemerkt. Zo’n boer hoort dan bij de zgn. ‘eigenerfden’ van het dorp/gehucht. Wie minder grond heeft wordt als ‘keuter’(boer) beschouwd en telt niet echt mee.
Onstwedde telt aan het eind van de Middeleeuwen (ca. 1500) 33 eigenerfden. Een familienaam is dan nog niet verplicht, maar de eigenerfde boeren dragen de naam van hun boerderij dan als zodanig. “’t Bruininck” wordt bijv. ca. 1550 bewoond door Hindrick Bruininck; ”’t Huitsingh” (aan de Brink) is de woonstek van Olerth/Alerth Huitzinck en Scholte Meems (Veenhuizen) woont op “’t Meemes”. De naamsuitgang ‘inck’/‘ing’ staat dan ook voor ‘zoon van’ of ‘behorend bij’.
Als je tot die eigenerfden behoort dan stel je in de dorpsgemeenschap best wel wat voor. Even een kleine opsomming van de (voor)rechten die je dat oplevert ?
- een vast recht in de Marke* of het Hammarck, gebaseerd op het aantal ‘mölnwaeren’ dat je hebt. Die markegronden zijn oorspronkelijk de onverdeelde, gemeenschappelijke heide- en weide-gronden in het buitengebied, maar worden later gekoppeld aan een eigenerfde boerderij. De gronden “….te veen, te velde, te heijde, te weijde, te water, te top en te twijgh…”, zoals in oude akten valt te lezen;
Opm.: * ‘marke’ is een oud woord voor ‘grens’.
- je hoort bij het college van collatoren, die het recht hebben om een nieuwe dominee te beroepen en een schoolmeester te benoemen;
- je kunt gekozen worden tot ‘boerrichter’ van je boerschap, of zelfs tot ‘richter’ van Westerwolde.     

Als in 1830 het Kadaster ingaat, worden de markegronden onder de boeren van toen verdeeld. Er blijken dan al veel meer eigenaren van die gronden te zijn dan eigenerfden. Als een kleine vijftig jaar later het traditionele Westerwoldse erfrecht verdwijnt (waarbij de boerderij met landerijen/rechten + bijbehorende “boerderij-/familienaam” standaard overging op de oudste zoon), is ’t met de ‘mölnwaeren’ en de ‘waerdelen’ gebeurd.

                                                                   *********

Een aantal jaren geleden maakte ik kennis met Henk Aiking, een architect uit Amsterdam. Ondanks z’n 85 jaar is hij toen enkele weken op handen en voeten door onze Juffertoren gekropen om te kijken of hij sporen kon vinden uit de tijd vóór het een Juffer-kerk-toren werd.
Maar de belangrijkste reden van z’n bezoek aan Onstwedde was, dat in zijn voorgeslacht de familienaam ‘Onweer’ voorkwam. Nou zijn er in 1811, toen het aannemen van een familienaam verplicht werd, wel meer wonderlijke namen gekozen. Denk maar ’s aan Hutspot of Klapstuk in Pekela, Niks in Stadskanaal en Schiettekatte (hoewel ...... die naam is van oorsprong Zeeuws) in Veelerveen. Onweer is dan niet eens zo’n heel merkwaardige naam.
Maar Aiking was erachtergekomen, dat zijn voorgeslacht uit Onstwedde kwam. Daar woonden ze in een boerderijtje dat ‘Het Onweer’ heette. En wat blijkt ? ‘Het Onweer’ is de woning, die in 1829 ‘Huisnummer 5’ droeg en die de ouderen onder ons nog kennen als ‘De Poaterbörg’ of ook wel ‘De Koaterbörg’.  Het is het boerderijtje, dat eerder tegenover het bruggetje over de gracht voor de Hervormde kerk aan de Kerklaan heeft gestaan. In 1956 is het helaas afgebrand.
Waarom dat ‘Het Onweer’ heette wilt u nou natuurlijk weten. Wel, we hebben ’t hier over het huis waar tot ca. 1600 de pastoor woonde, de oude pastorie dus. De Onstwedder pastoor mocht als deel van z’n tractement wél vee in de marke laten weiden ondanks het feit, dat aan zijn pastorie-boerderij geen ‘mölnwaeren’ waren verbonden. De pastorie was in dat opzicht van “on-waer-de(el)”, was “On-weer” ………

U vanavond kunt gerust gaan slapen. Geen donderbui op komst vanaf de Kerklaan.

•• We hebben voor deze aflevering dankbaar gebruik gemaakt van deel 4 van de boekenserie ‘Westerwolders en hun woningbezit’ van vader en zoon Wegman + van een artikel in het ‘Nieuwsblad van het Noorden’ uit mei 1998 van de hand van Jochem G. Abbes (de huidige voorzitter van de Hist.Ver.’Westerwolde’).

© Klaas Meijer