• Terug
  • Zo was 't
  • Ging dat toen ÉCHT ZO??? Deel 2
8 oktober 2025
AFL. 201 – 08-10-2025: GING DAT TOEN ÉCHT ZO???
                    Een terugblik op het dagelijks leven omstreeks 1950 – Deel 2

*********************************************

6.) WC-BEZOEK: Zelfs al had ik hier geschreven “Naar nummer 100” of “Naar het toilet” of “het kantoor”, of “de plee”, of “de kakdoos”, dan had u nog precies geweten wat ik bedoel.
Maar denkt u ook aan dezelfde plek als ik schrijf “Noar ’t huussie / t hoeske”?
Ik denk van niet.
Toch sluiten de laatstgenoemde benamingen het duidelijkst aan bij de situatie zoals die zich anno 1950 nog in verschillende boederijtjes en arbeiderswoningen voordeed. De wc bevond zich daar in een vrijstaand minischuurtje/hokje een klein eindje achter het huis. Je kunt je voorstellen wat je overkwam als je middenin de nacht noar ’t huussie moest…

Later werd ‘de poepdoos’ ergens achterin de boerderij of het huis afgetimmerd. Je zat daar op een houten bak, waaronder vaak een ton stond. In boerderijen moest je daarbij vaak door een koestal om de gewenste “toiletruimte” te bereiken.  
Je achterwerk veegde je af met een stuk van een ouwe krant. Toiletpapier bestond wel, maar was voor de meeste gezinnen te duur. Bovendien gaf je de kranten van een week eerder een nuttige tweede bestemming. Recycling noemen we dat anno nu.

7.) GEZONDHEID: Eén van de dingen uit de tijd rond 1950, die iedereen die toen jong was zich altijd zal blijven herinneren, is de levertraan. ’t Was in die tijd immers vrijwel vaste prik, dat met name kinderen ’s winters na het eten of voor het slapengaan, een eetlepel levertraan moesten slikken. Dat was erg goed voor de fysieke weerbaarheid in de koude wintertijd, zo werd gezegd. Dat het olieachtige spul met een onmiskenbare vissmaak en -geur een ware beproeving was voor veel kinderen staat echter buiten kijf. Om het rillen-van-afschuw enigszins te verzachten, was er dan vaak een lepeltje bruine suiker.
De prikken die je (verplicht) kreeg in je Lagere School-periode waren trouwens ook lang niet altijd de vrolijkste momenten uit je jonge jaren. Verre van voor menige leerling. Ik zie nog sommige van mijn klasgenoten in katzwijm neervallen als de prikker aan hen toe was.

8.) VRIJE-TIJDS-BESTEDING: Rond 1950 was het onbestaanbaar dat je als opgroeiende jongen nog nooit met beide benen in een sloot was beland. ‘Slootje springen’ hoorde immers gewoon bij je pad naar de volwassenheid. ‘Buiten spelen’ was trouwens de algemene standaard in de vrije-tijds-besteding. ‘Indiaantje spelen’, ‘boompje klimmen’, balspelen, enz., dat waren de zaken waarmee je je toen bezighield in je jeugd. Als je dat vergelijkt met de vele uren, die de jeugd van nu ’s zomers en ’s winters doorbrengt met het loeren naar het beeldschermpje op hun mobieltje, dan denk ik meer dan eens… Juist ja! U ook?

Als het weer niet goed genoeg was om buiten te zijn, dan was daar het onvergetelijke ‘Mens erger je niet’-spel. Of ‘Ganzeborden’. Of ‘Kwartetten’. Nee, nee, met de klaveren-harten-ruiten-schoppen-speelkaarten mochten we niet spelen. Dat was bestemd voor slecht volk en andere heidense gokkers.
Verveelden wij ons in onze jeugdjaren dan nooit? Nou nee, niet zo vaak. En als Klaas Meijer in die tijd rond 1950 ooit ’s niet wist wat hij nu ’s moest doen, haalde zijn pa in no-time een bakje met kromme spijkers voor de dag en verordineerde: ”Haauw dai eerst mor ’s recht! Ik heur ’t den wel as doe kloar bist, hè.” (=”Sla die spijkers eerst maar ’s recht! Ik hoor ’t dan wel van je als je klaar bent.”

9.) DE MEDIA: Als je het enorm brede aanbod aan media-voorzieningen dat we anno nu hebben, afzet tegen de mogelijkheden die de mensen rond 1950 hadden, dan word je met stomheid geslagen. Er is nog geen tv, verreweg de meeste gezinnen hebben geen telefoon, de radio bestaat uit een aansluiting op de zgn. ‘draad-omroep’ waarmee je keuze hebt uit – slechts – 4 zenders.
Computers? Nog nooit van gehoord. ‘App-en’? “Wat?Doe mainst zeker male Appies!”
En toch…, en toch…
Nooit zal ik de supergezellige avonden vergeten waarbij mijn ouders en ik (mijn zussen waren nog te jong of nog niet geboren) vol aandacht naar een aflevering van de spannende serie van “Paul Vlaanderen’ zaten te luisteren. Of elke week, bijna standaard, “Avro’s bonte dinsdagavondtrein”. Heerlijke herinneringen.

10.) MAALTIJDEN: Aardappelen waren de vaste kern van vrijwel alle warme maaltijden. Of ze nou gekookt, gebakken of verstampt als puree waren. Eigenlijk was dat niet gek, want die aardappelen kon je zelf verbouwen in je tuin. Net zo als allerlei groenten trouwens. Dat waren met name: bonen, wortelen, koolsoorten en ‘mous’ (= boerenkool). Bij meerdere gerechten was een lapje (vet) spek een onmisbare toevoeging.
De zondag was in veel gezinnen de dag-van-de-soep. Die soep werd meestal al ’s zaterdags klaargemaakt. Ik zie nog die oud-oom in Weende voor me, waar we af en toe een zaterdag-middag een bezoekje afstaken. Hij zat dan altijd naast de kachel. Daarop stond een grote pan met soep, waaraan hij af en toe een ingrediënt toevoegde. Als op een gegeven moment de roerlepel rechtop in de soep bleef staan, begon zijn gezicht te glunderen, ontsteeg een tevreden knorrend zijn keel, en mompelde hij: ”Zó is ’t weer hartstikke goud!” (= Zó is ’t weer helemaal prima!”)
In de broodsferen was roggebrood een vast gegeven. Ook hierbij was spek trouwens min of meer het vaste beleg-item. Spek was in die tijd dé vleessoort die je weerstandsvermogen op-vijzelde. Je ouders hadden immers de economisch moeilijke jaren (19)’30 meegemaakt, een tijd waarin er lange dagen (vaak) zeer zwaar werk moest worden gedaan. En als je dan niet voldoende “spek-op-de-ribben” had...

- Met dank aan Vincent van Gogh voor zijn prachtige schilderij.
- Volgende keer enige actuele bezinning n.a.v. de afleveringen 200 en 201.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)