1 maart 2018
Afl. 136 – 01-03-2018

Dit plaatje komt u vast en zeker niet onbekend voor: marskramer Simon Pool komt de Dorpsstraat uit op weg naar huis na een dag van veel sjouwen/hard werken. Hij is zijn handel kennelijk grotendeels kwijtgeraakt deze dag, want hij heeft niet veel meer in z’n mars (= rugzak).

Van de 17e tot aan het begin van de 20e eeuw hadden de marskramers veel concurrentie van de zgn. ‘kiepkerels’ uit Duitsland. Die hadden een grote korf (in het Nedersaksisch: ‘kiep’) op de rug, waarin een aanzienlijk groter arsenaal aan koopwaar paste dan in de relatief kleine ‘mars’ van de marskramer. Geen wonder dat de marskramers de concurrentieslag uiteindelijk verloren.

Nog in het begin van de jaren (19)'70 kwam er trouwens nog regelmatig 'een soort kiepkerel' in Smeerling langs. Hij kwam uit Wedde en had zijn handel in een moderne 'kiep', een bestelwagen. Als hij uittrekladen van z'n overvolle busje lostrok, moest je haast opzijspringen om niet onder de koopwaar bedolven te raken. 
Sommigen van die vroegere ‘kiepkerels’ uit de Duitse grensstreek kregen in Nederland vaste voet aan de handelsgrond. Zo legden ‘kiepkerels’ Clemens en August Brenninkmeijer de grondslag voor het welbekende C & A-concern en stichtte de familie Sinkel de zgn.’Winkel van Sinkel’ (waar “…alles te koop is...”).

Enkele weken geleden mocht ik u al ’s wijzen op de fraaie groene uitstraling van het begin van de Dorpsstraat. Ik doe dat bij dezen nogmaals. (“Oll’ drammerd!”)

Omdat het ‘Kiepkerelslied’ zo’n mooi tijdsbeeld oproept en omdat u ‘m mogelijk nog ’s een keer op een bruiloft of partij ten beste wilt geven, - u hoeft er niet voor te kunnen zingen! – wijden we deze aflevering van ‘Zo was ‘t’ eraan.

HET  LIED  VAN  DE  KIEPKEREL

“Vraauw, de koopman is d’r komen, dij hail oet Westfalen komt.
Alles heb ik joe mitnomen; as ie t zain, stoan ie verstomd.
Sloat joen slag,
dizze dag.
Miene kiep het schöne loading:
ik heb veur elk wat van zien goading.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Brillen, beugels, waskelappen, piepen klaain en piepen groot,
spaigeltjes en röttestappen (=rattenvallen), goaren swaart, wit, gruin, blaauw en rood,
piepenlak,
aalmenak.
Riefkes, braaischrij, boordeknoopjes;
aal wat ik breng, ’t is niks as knoopkes.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Braainaalden, snoefdeuzen, alloziekasten,
hemden, sloapmutsen, lödderain,
tondeldeuzen, lepels, kwasten,
nappen van holt en ook van stain.
Belze kaant,
veterbaand,
lampegloazen, piepedoppen,
buusdouken, hupzelen (=bretels), snorrekoppen,
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Beddelichters, moezevalen,
spaigeltjes en piepkerek,
stofkammen, potlood, spèlen, nalen (= naalden),
brilledeuzen, slim in trek.
Onderrokken,
swevelstokken,
zaalve tegen kòlde in de handen,
tellers (=borden), ruimers, schoedebanden.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Veters, perels, nappen, kammen,
faailen, baandjes, beste taauw,
liekdoornzaalve, plaisters, krammen,
goldbrons testen, zakjes blaauw,
bloudkoralen,
kamferbalen,
spenen, schouwiks,
swaart-wit rokken,
mòllevaalen, bonestokken.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Snorrebinders, mezzen, vörken, bengeltazzen, korentaauw,
praimen, hoaken, ogen, buusdouken, mit en zunder raauw,
schriefpapier,
breng ik joe hier;
horrelozies, inkt veur ’t schrieven,
lampepoesters, kezerieven;
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Viefschaft, bozzels, schuddeldouken,
piepereukels, beddetiek,
tandestokers, doagse brouken,
smeersels tegen de rimmetiek,
knoopsgatrek,
slim in trek,
prima zaalf veur open bainen,
hozen, stuutsiekoor, wetstainen.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en ik vroag hoast niks doarveur.

Vraauw, nog veule schöne zoaken in dij kiep van mie.
Wilt oe nou joen keuze moaken?
Kiek ais, heb ie d’r niks bie?
Dizze dag, sloat joen slag.
Miene kiep het schöne loading:
‘k heb veur elk wat van zien goading.
Wat je ook zuiken, aaltied keur;
en - ik - vroag - hoast - niks - doarveur.

N.B.: Dit lied (misschien zouden we ’t vandaag de dag wel een rap-nummer noemen) is gemaakt door de toenmalige burgemeester van Oude-Pekela, Harmannus Scholtens (SDAP-burgemeester daar van 1945 – 1951). Hij schreef ´t ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van Oude/Pekela in 1949, onder het pseudoniem Herman van der Meer.

© Klaas Meijer (k.meijer@onstwedde.info)