No. 11 - ONSTWEDDER DOMINEESVERHOALEN

Uiteraard wil ik onze Gereformeerde en Christelijk-Gereformeerde geloofs-genoten absoluut niet tekort doen, maar het gaat in dit verhaal niet over hún dominees. De Gereformeerde kerkgeschiedenis is immers aanzienlijk korter dan die van ‘de-kerk-met-d’òlle-Juvver’. En we willen ’t in deze afleveringen vooral hebben over “dij òlle domnees”, die van lang geleden. Vandaar dat we ons deze keer beperken tot de dominees van/onder de Juffertoren.

Dat wil overigens niet zeggen, dat er over dominees uit de recente geschiedenis niets te vertellen is. Kent u bijv. ds. H.C. Marchand (van 1979-1983 predikant in Onstwedde) nog ? Van hem is de ogenschijnlijk heel boude uitspraak: ”Als je in Onstwedde meedeelt dat je gaat vertrekken, word je direct opgehangen…….!” Voor er nu rare gedachten bij u bovenkomen, hij bedoelde dat de kerkenraad dan een mooi portret van de vertrekkende predikant toevoegde aan de uitgebreide foto-galerij van predikanten in de consistoriekamer. Bekijk ze maar ’s op een ‘open-kerk-middag’.

In die galerij komen we bijv. ook ds. Henricus Eskelhoff Gravemeijer (1843-1852 en 1865-1878) tegen.”Preekkanon en ijdeltuit”, zo noemde oud-Onstwedder journalist Harry Wubs hem in het concept van zijn uitstekende boek over de historie van ons dorp van 1795-1940, “Boerendorp in boerenland”.
Een kanselredenaar van allure was Gravemeijer, dat staat buiten kijf. Maar een dominee als ijdeltuit? ’t Is natuurlijk niet eenvoudig om daarover 150 jaar later een zuiver oordeel te vellen, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de Onstwedders ’t er bij hem ook wel twee beetjes naar gemaakt hebben. Immers, toen ds. Gravemeijer in 1865 vanuit Midwolda voor de 2e keer naar Onstwedde kwam, hebben over-enthousiaste gemeenteleden, volgens zeggen, op de Holte de paarden uitgespannen en hebben ze met mankracht, al zingende de koets naar de pastorie getrokken.
Tja, als je je nieuwe dominee al bij binnenkomst zó op een voetstuk plaatst …….
In dit licht hoeven we ons er dan ook niet over verwonderen, dat ds. H.E. Gravemeijer in de lijst voor de “Hoofdelijken Omslag van de Gemeente Onstwedde” van 1878, direct achter z’n vermogende dorpsgenoten Geert Huiges, Nanne Huiges en Otto Maarsingh, voorkomt als veruit rijkste Onstwedder. Z’n dominees-tractement zal niet onaanzienlijk zijn geweest.
(Overigens…….. Gravemeijer zou Gravemeijer niet zijn als we vervolgens in de gemeentelijke archieven niet tegenkomen, dat hij tegen deze aanslag uitvoerig en fel in beroep is gegaan.)

En wat moeten we denken van – waarschijnlijk – ds. E. Weidner (1895-1925) ? Zou hij nou ècht gedroomd hebben, toen hij ’s zondagsmorgens vanaf de preekstoel meldde:”Gemeente, ik zeg ’t met schroom, maar het moet mij heden beslist van het hart: de boze droom die de afgelopen nacht mijn geest teisterde, heeft mij vanaf vandaag geheel de moed ontnomen om in dit kerkgebouw Psalm 62:2 te laten zingen. Zowel het kerkgebouw als de toren zijn immers in een zodanig slechte staat, dat ’t heel goed zou kunnen gebeuren dat de laatste twee regels van dat 2e vers van voornoemde psalm in Onstwedde waarheid zouden worden …….”
Voor het geval u niet zo snel een psalmboek in de oude berijming bij de hand hebt, daar staat in de laatste twee regels:

Zo stort een ingebogen wand,
Een aangestoten muur ter neder.

Resultaat heeft zijn boodschap – hoe dan ook – wel. Een grote geldinzamelaktie wordt op touw gezet en in hetzelfde jaar, waarin Weidner z’n intrede deed, kan al met een omvangrijke restauratie worden begonnen.

Of ‘t nou diezelfde ds. Weidner geweest is, lijkt me hoogst twijfelachtig. Het verhaal, - de sage beter gezegd -, vond ik echter met de datering “1922”, de ‘Weidner-tijd’. Hoogstwaarschijnlijk is ’t verhaal echter van (veel) oudere datum. ’t Zal stammen uit een tijd, waarin bijgeloof in Westerwolde nog een dominante rol speelde in het leven van alledag……. Lees en huiver!

Dominee moet op een zondag vanuit ‘de ring’ (een kerkelijke klein-regionale organisatiestructuur) preken in Wedde. “Verandering van spijs” voor de kerkgangers en dominee kan nog ’s een keer een oude preek gebruiken.
Eén van de kerkenraadsleden vergezelt dominee op z’n koetsreis. Wanneer ze op de Holte zijn (“Nou moust toch opholden! Alwéér op de Holte ! Wat hebt ze doar toch wel mit doomdies in n koetse?”), loopt er plotseling een goedgeklede heer midden op de weg.
Het paard wordt ingehouden en, gastvrij als dominees en kerkenraadsleden zijn, de vreemdeling wordt uitgenodigd om eveneens in de koets plaats te nemen. Er is nog ruimte genoeg.
Als de onbekende heer op de disselboom stapt, ziet dominee evenwel onmiddellijk dat ’t flink mis is: de vreemde heeft een “peerepoot” (= paarden-voet). ’t Is zonneklaar : de duivel is aan boord !!!



Al in de Middeleeuwen was men de mening toegedaan, dat de duivel zich in verschillende gedaantes kon voordoen. Het enige wat hij niet kon was de vorm van een perfect mens aannemen. Zo’n mens kon alleen God scheppen. Daarom zien we de duivel altijd uitgebeeld als een mens met een of ander gebrek: kleine hoorntjes, een loensend oog of een paardenpoot …….



In de koets heeft dominee een voortdurende woordenstrijd met de duivel. Steeds opnieuw komt dominee met verschillende bijbelteksten aan in een poging de duivel in de hoek te drijven, maar hij kan ’t niet van hem winnen. Tenslotte roept dominee z’n kerkenraadslid op de bok toe :”Stoppen! Ho! met die koets!”

Ze blijven stokstijf staan en dominee bijt z’n tijdelijke metgezel toe:”As ‘t van de hemel bist magst blieven, man as doe de duvel bist: wiek die! Votdoadelk!”

“En dou is de duvel oetstapt en is doomdie hom weer kwietwodden”, zo verhaalt een kennelijke ooggetuige.
En nou weet u ’t ook.

Het slot van dit verhaal geeft trouwens absoluut niet aan, - voor alle duidelijkheid voeg ik dat toch even toe -, dat de duivel sinds die zondag nooit weer in onze regio gesignaleerd is ………..

© Klaas Meijer / Geert Schreuder