Afl. 73 – 27 mei 2021:  LEVEN  IN  UNESWIDO  ROND  HET  JAAR  900 

                                                                                                               (Wordt vervolgd)


Over 4 jaar, in 2025, zal Onstwedde bij leven en welzijn z’n 1150-jarig bestaansfeest mogen vieren. Het 11e eeuwfeest werd in 1977 immers twee jaar te laat gevierd.
Ik herinner me nog goed hoe dat kwam.

Streekgeschiedenisgek als ik vroeger ook al was, deelde ik begin 1975 in een bestuursvergadering van Stichting Ocrea mee dat ik erachter was gekomen dat Onstwedde in het jaar 875 al onder z’n oorspronkelijke naam Uneswido bestond. De andere bestuursleden waren in eerste instantie hoogst verbaasd door deze boodschap, maar vrijwel onmiddellijk daarna even enthousiast als ikzelf was. Er werd met algemene stemmen besloten een groots feest op poten te zetten. Omdat een feest van die beoogde omvang zich echter niet van vandaag op morgen liet organiseren, werd er meteen een voorbereidingstijd van twee jaar ingepland. Velen van u zullen nog steeds goeie herinneringen hebben aan de drie grandioze feestweken die in juni/juli 1977 het resultaat waren.

Vaak is in die voorbereidingsperiode de vraag door m’n hoofd gegaan:”Hoe zouden de Onstwedders van het begin, zo rond het jaar 875 dus, hier nou gewoond, gewerkt, geleefd hebben ?” Anders gezegd: die middeleeuwse Onstwedder wat was dat nou eigenlijk voor iemand ?

Zoals ik u al ’s eerder vertelde werd onze streek pas weer opnieuw bevolkt vanaf het jaar 600 à 800 na Chr. Zo’n duizend jaar daarvoor was Westerwolde zo’n gevaarlijk moerassig gebied geworden, dat veilig wonen daar onmogelijk was. De bevolking is toen vooral naar het Duitse Ems- en Münsterland uitgeweken.
Toen de omstandigheden zich een millennium later toch weer verbeterden kwamen er mondjesmaat nieuwe bewoners uit diezelfde Duitse streken. Of daar veel familie van die Westerwoldse oer-bewoners bij heeft gezeten, weten we niet. Wel laten sommige van de oudste Westerwoldse familie-stambomen duidelijk zien, dat er zonder twijfel vele relaties zijn met de Duitse streken aan de andere kant van de grens. Ik schreef daarover eerder al eens (zie bijv. de afl. 106 en 126 van ‘Zo was ‘t’)
   
Naar mijn idee vestigen de eerste bewoners van onze streek zich o.a. in Smeerling (en ook in Sellingen). Smeerling was een streek met hooggelegen esgebiedjes, waterstroompjes met weidemogelijkheden, bossen, heidevelden, veen, ’t was daar allemaal. Maar slechts voor een heel klein groepje nieuwe bewoners, dat wel. Het boerenbedrijf werd immers – uiteraard – de broodwinning en dan is er voor iedere bewonersfamilie wel een bruikbaar lapje grond nodig.
Wanneer de trek vanuit het Saksische gebied sterker toeneemt, ontstaan dientengevolge automatisch ook nieuwe woonstekken: Onstwedde, Ter Wupping, Wessinghuizen, Höfte, Barlage, en - (waarschijnlijk) als laatste - Ter Maarsch.

Voor het goede begrip even een kleine terugblik.
Gaandeweg de Middeleeuwen is in grote gebieden van Europa het grondbezit en alles wat daaraan verbonden is, erg oneerlijk verdeeld geraakt. Na de dood van Karel de Grote († 814) valt de centrale macht snel uiteen. Heren in burchten (de zgn. hofadel) + een reeks hereboeren (landadel) eigenen zich de zeggenschap toe over bijna alle landbezit + de jacht- en visrechten daarop. Zo wordt ook in Duitsland bijna overal het werk op de adellijke landerijen verricht door ‘horige boeren’ en ‘keuterboertjes’. Eigen inbreng dan wel rechten heeft deze groep nauwelijks. ‘Slavernij’ is in dit verband misschien een erg zwaar woord, maar in wezen is het merendeel van de bevolking niet meer dan een (erg slecht betaalde) arbeidersklasse-in-loondienst bij de lui met macht.

We kunnen ons heel goed voorstellen, dat het vertrek van veel van deze ‘horige boertjes’ – met name vanaf ca. het jaar 800 dus – naar het door de dalende waterstanden weer toegankelijke Westerwolde, een soort vlucht is geweest. Ze waren hun leven van onderdanigheid en armoede spuugzat ! Westerwolde, Onstwedde, bood nieuwe kansen die ze beslist niet wilden laten lopen. De komst van het Christendom naar onze streken – ook al vanuit Duitsland trouwens – vanaf ca. datzelfde jaar 800, versterkte de energie om er voluit tegenaan te gaan alleen nog maar.
Wanneer we bijv.  - de omgang van de bewoners met elkaar,
                                 - de wijze waarop rechtspraak geregeld was,
                                 - het gebruik van het gemeenschappelijke buitengebied (de marke),
                                 - het gebruik van streekeigen materialen bij bijv. huizenbouw (hout en     
                                   leem) en de verwarming daarvan (turf),
                                 - de verdeling van jacht- en visrechten,
achteraf onder de loep nemen, dan kunnen we vaststellen dat de nieuwe bewoners van ons gebied veel/heel veel van hun aller verleden in Duitsland geleerd blijken te hebben. Alles wat hun daar steeds meer tegen de borst stuitte, wordt in het nieuwe Westerwolde gezamenlijk, op boeren-democratische wijze aangepakt. En met succes !
In relatief korte tijd bouwt de streek een weliswaar bescheiden, maar wel solide niveau van welzijn op. De term ‘welvaart’ is op dat moment denkelijk iets te hoog gegrepen. Opmerkelijk is (en erkende historici zijn ’t daarover voluit eens) , dat in de 9e eeuw ‘Onstwedde en omgeving’ wordt aangeduid met de naam ‘Westerwolde’. Dat geeft zonneklaar aan dat ons dorp en de omliggende essenzwerm-gehuchten (ook Wedde hoorde daar toen nog bij !) al vanaf het begin van de her-bevolking van het gebied in de ontwikkeling daarvan een hoofdrol heeft gespeeld.  

En daarop mogen we bijna 1150 jaar later best nog een beetje trots zijn !
In een volgende afleveringen hoop ik iets dieper te mogen ingaan op de wijze waarop we in die afgelopen eeuwen met “de nieuwe aanpak” in Westerwolde en met de Onstwedder voortrekkersrol daarin, zijn omgegaan.

© Geert Schreuder (de ‘Taikens’) & Klaas Meijer (de ‘Toal’)