No. 69 - maart 2020 : IS  DAT  NOU  ALEX  DIE  BELLT  …… ???

M’n hele leven lang heb ik goed met honden kunnen opschieten. Kennelijk is er iets in mij óf in de honden dat elkaar aanspreekt. Voorbeeldje ?
Enkele jaren geleden waren we op vakantie in Frankrijk en wilden een attractief lijkende boerderij ‘s wat nader bekijken. Ik was nog maar nauwelijks op weg erheen of een gevaarlijk uitziende hond kwam met ontblote tanden en luid blaffend in mijn richting gerend. ’t Was geen herdershond, want bij dat ‘merk’ houd ik me liever een beetje gedeisd. Dat was in dit geval dus mijns inziens niet nodig en dus rende ik, nog luider brullend dan de hond blafte, in zijn richting. ’t Duurde slechts even of de hond gooide z’n ankers uit, draaide zich met de staart tussen z’n poten om en maakte dat hij terugkwam naar de boerderij. Klaas Meijer liet een tevreden gesnuif aan z’n neusgaten ontsnappen, nodigde z’n reisgenote uit de auto en de boerderij werd (aan de buitenzijde) uitvoerig geïnspecteerd en bewonderd.
Toen we verder wilden reizen kwam dezelfde hond van een kwartiertje eerder opnieuw uit de boerderij aangelopen. Deze keer met kwispelende staart, zonder geblaf, en een blik van “Sorry voor zoëven. Kunnen we geen vriendjes worden ………. ?”
Als u me niet op m’n woord wilt geloven, in mijn vakantie-album zit een foto waarop genoemde hond en ik bijna als een verliefd stelletje met onze koppen tegen elkaar liggen.

Uw gedachten nu even grondig omschakelen s.v.p.
Eén van de vakken waarin ik m’n hele schoolmeestersleven aan de Chr. Ulo / Chr. Mavo “’t Spieck” / Comenius Onstwedde / Ubbo Emmius Onstwedde met heel veel plezier heb lesgegeven is het vak Duits geweest. Misschien kwam dat wel, omdat mijn Meijerse voorgeslacht “… van Duytschen bloet …” is, misschien ook omdat het Duits zo nauw verwant is met het Gronings. Daarenboven heeft de Duitse taal prachtige woorden in z’n idioom. Zo herinner ik me nog dat ik, toen we een keer op vakantie waren in het Zwarte Woud, in een plotselinge aanval van romantiek m’n vrouw in de armen nam, haar diep in de oogjes keek en zei:”Ach du, mein liebes Schnuckipuckilein !” ’t Was even stil, maar daarna kreeg ik – heel droogjes – te horen:”Kinst doe dat nait gewoon in ’t Nederlands of in ’t Grunnegers zeggen, doe sukerpuut ?” Ik heb m’n werderhelft toen heel geduldig uitgelegd, dat je sommige Duitse woorden en begrippen niet klakkeloos in het Nederlands kunt vertalen. In dit geval: als ik haar zou hebben “vereerd” met de liefdevol bedoelde uitdrukking “Ach jij, mijn lief snukkelpukkeltje !”, dan zou ze daarmee beslist niet vereerd zijn geweest …….
Duits en Nederlands kun je niet als 1-op-1 gelijke talen beschouwen. Dat staat vast.

Toen ik dat genoemde Schnuckipuckilein begin jaren (19)’60 leerde kennen, woonde ze in een gehuchtje aan de A-7-snelweg tegenover Leek, dat de veelzeggende naam Pasop droeg.
M’n ‘Schnucki’ en ik kwamen toentertijd regelmatig bij de overburen over de vloer en we pasten ook wel ’s op hun huisdieren. Of ik nou ‘Pasop’ en ‘oppassen’ een beetje door elkaar heb gehaald, weet ik niet meer zo precies. Wel weet ik, dat ik in korte tijd vriendschap sloot met de hond van die overburen. Alex heette hij en ’t was – nota bene –  ……… een herdershond.
Die vriendschap groeide op zeker moment uit tot abnormale proporties. Wanneer ik bijv. bij de bushalte Pasop uitstapte en daarna met alle kracht blafgeluiden uitstootte, begon genoemde Alex  – meerdere honderden meters verderop – ook luid te blaffen. Voor m’n Pasopster geliefde was dat daarna het vaste signaal dat ik in aantocht was ……….

Op zekere middag ben ik in de Pasopster keuken enkele wandcontactdozen aan het verplaatsen. Plotseling weerklinken twee geluiden, die alles weg hebben van korte knallen. Omdat ik juist bezig ben de stroomdraden weer aan te sluiten, roep ik naar m’n liefje die in de tussengang bezig is:”Wat was dát in vredesnaam ?”
“Ooh, dat is Alex. Hij bellt aan.”
“Hè ? Wat teut je nou dom. Ik heb helemaal geen bel gehoord. ’t Klonk veel meer op een soort knal of zo.”
Wat was het geval ?
(Herdershond) Alex bleek bij thuiskomst uit de Pasopster Petten (= een moerasachtig gebied) waar hij altijd z’n dagelijkse behoefte deed, z’n baas nergens te kunnen vinden. En wat deed die brave herder ? Hij ging – noodgedwongen – op zoek naar z’n andere vriendje. Die “woonde” immers vlakbij, tegenover. En net als dat vriendje wanneer die uit de bus stapt, laat hij nu luid blaffend horend dat hij er is. Hij bellt (aan) ………
Moraal van dit verhaal: Duits en Gronings / Nederlands zijn nauw aan elkaar verwant. Maar er zijn, zoals hiervoor al verwoord, verschillen, duidelijke verschillen; verschillen die soms tot stevige begripsverwarring kunnen leiden. Ons Nederlandse woord ‘bellen’ heeft te maken met het geluid van een telefoon, het Duitse ‘bellen’ heeft puur te maken met het ‘blaffen’ van een hond.
Als uw kennis van de Duitse taal dus niet zo geweldig is, zeg dan nooit bij het afscheid van uw Duitse gesprekspartner: “Ik bell’ dich noch well.” Dat komt beslist niet goed over !

Opmerking: Met dank aan wijlen dominee Seine Jan Seinen, oud-predikant te Tange-Alteveer, die mij jaren geleden het idee voor dit verhaal aandroeg.

© Geert Schreuder (“Taikens”) en Klaas Meijer (“Toal")