Afl. 74 – 1 juli 2021:  HOE  EEN  NIEUWE  MENTALITEIT  VRIJ  BESTENDIG  BLEEK (2)

                                                   Wordt nog één keer vervolgd


Ik denk dat de mensen die zich in de periode van ca. 800 – 900 als de nieuwe (boeren)-bevolking in Westerwolde vestigden, zich daar uitermate gelukkig hebben gevoeld. Eindelijk waren ze verlost van de commando’s van hun adellijke heren in het Saksisch-Duitse land en baas op eigen grond, hoe ruig die grond er ook nog uit zag. En baas in hun eigen behuizing, hoe bekrompen die ook was. Ze hadden nu een eigen erf, ze waren ‘eigenerfden’. Hun buurlieden, dichtbij of iets verder weg, hadden dezelfde vervelende ervaringen achter de rug en hetzelfde positieve gevoel voor de toekomst. Stuk voor stuk basiselementen waarop een solide samenleving van mensen met gelijke rechten viel te bouwen. En dat deden ze !

Ieder gezin krijgt op de esgronden een lange, smalle strook land waarop akkergewas kan worden verbouwd. Meestal is dat rogge, waarvan o.a. brood kan worden gebakken. Daartoe verrijst dan ook naast de boerenwoningen een zgn. stookhok.
De bemesting van de es gebeurt door middel van heideplaggen vermengd met stalmest. Eigenlijk zo biologisch verantwoord als ’t maar kan. Een onbedoelde bijkomstigheid is wel, dat de essen door deze eeuwenlange bemestingsvorm steeds hoger werden ……..
De heide en het land langs de riviertjes (het deel dat soms weliswaar overstroomde, maar niet meer als moerasbos kon worden aangemerkt), worden weidegebieden voor de schapen en ander vee. Omdat deze gebieden tevens de grens vormen van de betreffende kleine gemeenschap krijgen ze de naam ‘marke’-gebieden (= afgeleid van het oud-Duitse woord voor ‘grens’). Het meest vooruitstrevende element in het beheer van deze marke-gebieden is waarschijnlijk wel, dat alles gemeenschappelijk gaat. Alle boeren samen zijn eigenaar. Als er problemen zijn, worden die opgelost door een zgn. ‘boerrichter’. Die roept de leden van zijn boerengemeenschap bijeen door op een zgn. ‘boerhoorn’ te blazen. Op de ‘brink’ of de ‘tigge’ worden de problemen dan uit de wereld geholpen. Zo nodig kan een beroep worden gedaan op een uitspraak de ‘richter’. Die spreekt recht voor heel Westerwolde en zetelt in Vlagtwedde.
Alle es-gehuchten van enig formaat kennen zo’n brink. Onstwedde heeft er door de groei van het dorp in latere eeuwen zelfs twee: de Brink/Tigge en de Woldbrink. ’t Is dan ook het dorp met het grootste aantal boerenerven in Westerwolde: ruim 30.
De leefregels/wetten van/voor zo’n boerengemeenschap worden verwoord in zgn. ‘boerwillekeuren’. Later – wanneer weten we helaas niet want de oudste versie(s) is/zijn niet bewaard gebleven – zijn ze gebundeld in het zgn. ‘Landrecht van Westerwolde’. De versie van 1470 kunt u wél nalezen, in hedendaags Nederlands zelfs, op de website van de Historische Vereniging Westerwolde (www.sites.google.com/site/westerwolders/het-recht. Enkele honderden leefregels geven vrij gedetailleerd weer hoe er met betrekking tot o.a. huwelijken, landgebruik, veebeheer, agressie, erfenissen gehandeld diende te worden, inclusief de op te leggen boetes bij overtreding.
Eigenlijk is ’t erg jammer, dat er na een paar honderd jaar nieuwe bewoning in Onstwedde, in Westerwolde, zulke regels nodig bleken. Begrijpelijk is ’t echter – helaas – ook. Waar mensen ooit op basis van gelijkheid met elkaar beginnen, blijkt steeds opnieuw dat zo’n prachtig uitgangspunt geen stand weet te houden. Alleen al de menselijke hebzucht kan veel moois vernielen. Kijk bijv. in het heden ‘s naar de gigantische graai-salarissen/bonussen van ceo’s van grotere bedrijven in relatie tot de zwoegers op de werkvloer …… Soms tot 122 keer zoveel (bij Albert Heijn bijv.)!
Is er van dat mooie gelijkheidsideaal uit het begin van Westerwolde iets overgebleven ?
En heeft de komst van het Christendom in de 9e eeuw nog iets toegevoegd ?
Gelukkig wel.
De angst-trauma’s die het heidendom kenmerkten (lees bijv. aflevering 3 van ‘Taikens & Toal’ nog maar ‘s), waren als christen niet meer nodig. Hulpvaardigheid en onderlinge waardering, waarden waarmee de nieuwe bewoners hun onafhankelijke Westerwoldse boerenleven waren begonnen, krijgen zelfs een extra boost. Die noaberhulp, in velerlei vorm, is m.i. bijvoorbeeld nog altijd een van de belangrijkste dragers van het sociale leven in onze streek. Daarbij mag je bijv. ook gerust denken aan de vele en gevariëerde vormen van vrijwilligerswerk die bij ons haast als vanzelfsprekend worden gezien.
Bij die waardevolle overblijfsels uit de (nieuwe) begintijd van ons dorp dient absoluut ook het begrip ‘vasthoudendheid’ te worden genoemd. De nieuwe bewoners van onze streek wisten deksels goed aan welke leefomstandigheden ze in hun Saksische stamgebied waren ontsnapt en wat ze ammenooitniet terug wilden. Die instelling heeft de Onstwedders inmiddels meer dan duizend jaar gekenmerkt. Een manier van denken én doen over vrijheid en onafhankelijkheid die onze voorouders niet altijd in dank is afgenomen. Zo kregen ze bijv. bijnamen die variëerden van ‘stugge, stieve Onstwedders’ tot ‘Onstwedder Bobbekoppen’ (= stijfkoppen).
< In het volgende en laatste deel van het drietal afleveringen over de Onstwedders van 1100 jaar geleden en hun mentaliteit, wil ik nog graag op één van de effecten van die leveninstelling ingaan. >

Met de intrede van het Christendom neemt Onstwedde nog sterker dan voorheen de koppositie onder de Westerwoldse dorpen in. In de 13e eeuw verschijnt via de ombouwing van een al bestaande vluchttoren, de Juffertoren. Het kerkgebouwtje ernaast is dan weliswaar nog van hout, maar dat wordt in de 15e eeuw ook een royaal bouwsel van grote bakstenen, zgn. kloostermoppen. Die werden ook nog – een voorbeeld van zelfredzaamheid-superplus ! –gebakken op de eigen Tichelberg (= de de huidige hoek Dwarsstukker-weg/Zijdstukkerweg, achter Veenhuizen).
Al vanaf de komst van de eerste nieuwe bewoners zijn de boerenerven in een halve cirkel rondom die kerklocatie gebouwd. Dat doet enigszins vermoeden, dat er daar vóór de komst van het Christendom al iets van een heidense samenkomstplek heeft bestaan. Zekerheid dienaangaande is er echter totaal niet.
De benaming ’t Loug’ die we nog altijd kennen voor die halve cirkel die nu Kerklaan heet, is in die zin ook niet vreemd. Loug betekent gewoon ‘dorp’. Toen het dorp zich na de Middeleeuwen sterk uitbreidde (richting de Holter es) kreeg het nieuwe deel z’n eigen brink en de naamsaanduiding ’t Wold’.

© Geert Schreuder (de ‘Taikens’) en Klaas Meijer (de ‘Toal’)