No. 35 -  DERK  BRAKKE  IN  HET  KWADRAAT


Ze worden geboren in een tijd waarin het nog standaard is om de kinderen beurtelings naar de grootouders te vernoemen. Jongens als eerste naar die van vaders kant, meisjes naar die van moeder. En als de beide grootvaders toevallig allebei Geert heten, dan moet je daarover niet moeilijk doen. Dan heb je “gewoon” twee Geert-en in je gezin. Dan breng je een onderscheid aan door de oudste bijv. ‘Grote Geert’ en de andere ‘Lutje Geert’ of ‘Broer Geert’ te noemen. Of aan nummer twee officieel een tweede naam te geven. Dat kan bovendien wel ’s heel slim zijn……. Als je op die manier bijv. een oude vrijgezelle oom benoemt. U weet wel zo’n oom met een welgevulde oude sok in z’n bedstee…….

Zo kan ’t dus gebeuren, dat we rond 1900 in Onstwedde twee broers tegenkomen, die allebei Derk Brakke heten. De jongste krijgt ‘Jans’ als tweede naam om toch een klein beetje onderscheid te maken.
Maar weet u wat bij hen nou zo uiterst merkwaardig is ?
Na een uitgebreide zoekactie blijft ’t compleet onduidelijk waarom ze nou allebei Derk heten. Ze zijn beiden kinderen van Stoffer Brakke & Remke Jansen. Remkes vader heet Derk Jansen. Die vernoeming klopt dus. Maar Stoffers pa luistert naar de naam Hindrik Stoffers Brakke. Geen spoor van de naam Derk te bekennen !
Nou ben ik natuurlijk door niemand gemachtigd om kritisch commentaar te leveren op het vernoemingsbeleid van wijlen Stoffer & Remke Brakke. Daarom zal ik me dus nu ook verder alleen bezig houden met de gevolgen van de naamgeving.

We hebben dus ca. 1900 twee broers Derk Brakke in het dorp rondlopen. In het Onstwedde van die tijd eigenlijk niet echt een probleem. Je voegt, als gezegd, aan de voornaam “gewoon” een bijnaam toe en klaar is Kees. Vraag dat maar aan het kleine legioen aan Jan-nen Wubs en Harm-en Lutjeboer dat Onstwedde toen al meer dan 100 jaar had bevolkt !*
Zo komt ’t ook goed met onze beide Derk-en. De ene Derk (geb.1889) gaat namelijk later op de plek waar nu modehuis Heye Wubs zit z’n boterham verdienen in de manufacturen (kleding) en wordt prompt ‘Derk Lapke’. De jongste (geb. 1897)gaat op de hoek van de Havenstraat en de Ganskampen (op no. 18) in de galanterieën en wordt ‘Derk Diggel’ (‘diggelgoud’ is het Groningse woord voor kopjes/schoteltjes enz.). In het Onstwedder dorps- en zakenleven van – pak weg – 1925 tot ’50 zijn ze als persoon en door hun handel een generatie lang beeldbepalende figuren geweest. Én door hun humor vaak goed voor leuke verhalen.

Derk Lapke. We brachten deze Derk al eerder in deze rubriek ter sprake (zie aflevering ‘Onstwedder dorpsleven rond 1940’). Over hem dus niet al te veel deze keer. We kunnen ‘Lapke’ karakteriseren als een 100 % rechtaan-rechttoe kerel. Bijv. in de jaren van de distributiebonnen net na de 2e W.O., als er een algemeen gebrek aan geld en aan goederen is, prikt deze Derk op de manufacturen in z’n winkel open en eerlijk kaartjes, waarop zijn inkoopprijs staat vermeld. Zelfs de meest formidabele prijsvechter zal dat anno 2015 niet in z’n hoofd halen.
Yoghurt eten vervult Derk met afgrijzen. Hij lust ’t absoluut niet. Als z’n kleinzoon hem adviseert:”Dou d’r mor n beetje broene suker op, opa. Den is t slim lekker”, reageert ‘Lapke’ afgebeten terug:”Joa, mit broene suker kin je ook bakstainen eten.”
 
Onverschrokken is hij bovendien. Als Onstwedde in april 1945 wordt bevrijd, zit bijna iedereen in de kelder. Derk ‘Lapke’ niet. Hij volgt vanachter de gordijnen in de woonkamer het verloop van de strijd. Was hij tijdens de 1e W.O. (1914/’18) niet in militaire dienst geweest. Nou dan. Dan leer je het bang-zijn wel af !
Op de royale zolder boven het winkelpand heeft Derk gedurende de oorlogsjaren steeds een hele serie dozen met rood-wit-blauwe en oranje straatversiering verstopt gehouden.
Tja, zakendoen is o.a. rekening houden met een toekomstige markt, hè.
Hoewel de Brakkes diverse keren “bezoek” van de Duitsers hebben gehad, zijn de dozen – gelukkig voor Derk en z’n gezin – nooit ontdekt.
                                                                   ---------
Derk Diggel z'n carrière start internationaal. In 1923 vertrekt hij namelijk naar de USA, het land van de ongekende mogelijkheden. Zus Geertruida en haar man zijn enige tijd eerder daarheen geëmigreerd en Derk moet zoontje Stoffer nabrengen.
Naar aanleiding van die reis doet nog altijd het verhaal de rondte hoe een cathechesant, die z’n Cathechismus-huiswerk niet had geleerd, de dove dominee Weidner heeft besodemieterd. Hij dreunt op:”Derk Brak gung noar Amerikoa en Stoffertje gung mit, Derk Brakke gung noar….”enz. Ds. Weidner knikt goedkeurend en mompelt heel tevreden:”Prima Berend. Goed geleerd, hoor……..” 
Nadat hij Stoffertje heeft afgeleverd besluit Derk een tijdje in de States te blijven. De lonen in de landbouw zijn daar aanzienlijk hoger dan in Nederland en met een aardig startkapitaaltje terugkeren naar Nederland heeft zo z’n voordelen, hè. Bovendien is zijn handelsgeest – laten we zeggen – ‘niet slecht ontwikkeld’ en er zitten ook nog meerdere mannen uit de Onstwedder regio in zijn buurt. Dat weten we via enkele brieven, die Derk vanuit Springfield (South Dakota) naar vrienden in Onstwedde schreef en zorgvuldig zijn bewaard gebleven. (Het Onstwedder historisch besef is – nog steeds – groeiende. Hulde  !!!)
Uit die brieven komt een helder beeld naar voren van z’n doen en laten daar en van z’n ideeën.
Zo schrijft Derk (Diggel) bijv. haast een beetje klagend:”…..Een meisje heb ik hier nog niet mee sproken. Of ja, tog !” “….Ik was verleden week bij Dijkstra aan het hooi opladen. Daar was een Meisje in huis, die is Onderwijzeres. Maar ze had vercantie. Opeens komt me daar die meid aan stappen in de ……. broek. Je kunt je begrijpen dat ik een schrik kreeg. ‘Ik zou je even helpen’, zei zij. Ik zeg:’Da’s alraid.’ Meer hebben wij ook maar niet gesproken. De meiden rijden hier ook wel te paard en dan vaak met een korte pofbroek aan. Brrrr, je word er kil van ……..” (De letterlijke tekst is weergegeven. KM)
Onlustgevoelens van deze soort + de fijne herinneringen aan het échte plezier, dat hij in z’n geboortedorp heeft beleefd en nu toch duidelijk mist, brengen Derk ertoe om terug te keren naar Holland.
In 1927 trouwt hij met Jantina (Tine) Meinders. In de Burgerlijke Stand staat op dat moment al ‘winkelier’ als beroep. In “diggelgoud”.
                       ****************
* Uit historisch en uit taalkundig oogpunt is ’t in wezen ontzettend jammer dat het geven van bijnamen in ons eeuwenoude dorp goeddeels is verdwenen. Natuurlijk loop je bij die bijnamen wel de kans dat ’t, - soms helemaal onbedoeld -, overloopt in een (soort van) scheldnaam. Bijnamen moesten immers vooral duidelijk zijn. Ons Groninger dialect kwam daarbij met z’n heel directe manier van zeggen vaak erg goed van pas.

N.B. Dank voor alle informatie, die ik mocht gebruiken uit het ‘Opa-boek’ van Geert Tipker (Haarlem), kleinzoon van Derk ‘Lapke’. Ook de brieven die de fam. Hendrik Wolfs-Bosker bewaarde kwamen heel fijn van pas.

© Geert Schreuder (Taikens) & Klaas Meijer (Toal)