No.68 - november 2019: DE TICHELBERG

De Tichelberg aan het begin van de Zijdstukkerweg, achter Veenhuizen, heeft z’n oorspronkelijke aanblik na de ruilverkaveling van de jaren (19)’70 grotendeels verloren.
Staatsbosbeheer kreeg het gebied toen namelijk als een soort cadeautje van de Gemeente Stadskanaal in handen en ging gelijk rigoreus aan de gang met het verwijderen van de bovenlaag van het gebied. Op de dikke leemlaag eronder zou de natuur daarna z’n gang mogen gaan en – dat was in elk geval de verwachting van Staatsbos – dan zou er iets heel moois ontstaan.
Ik herinner me nog, dat ik begin jaren (19)’80 op diezelfde Tichelberg een – laten we ’t maar noemen – ‘zeer pittig gesprek’ heb gehad met iemand van Staatsbosbeheer.
Ik liep op een zaterdagmorgen nog maar nauwelijks op het toen recent afgegraven terrein, of er stopte een auto van Staatsbos. Misschien kwam ’t door het zandbakschepje dat ik bij me had, of misschien wilde Staatsbos zelfs helemaal niemand op hún cadeautje-terrein zien.
Wat ik daar dan wel deed ? Met een schepje in de hand ?
Allicht weet u allemaal, dat de geschiedenis van ons aller Juffertoren nauw verbonden is met de Tichelberg. Rond het jaar 1250 was daar immers al een steenbakkerij van allure gevestigd; nee, ik moet zeggen: enkele kloostermoppen-bakkerijen van middeleeuwse multinational-allure. Bakstenen van het formaat 30,5 x 14,7 x 9 cm. Dat zijn behoorlijke johnny’s, dat kan ik u wel zeggen. Metselaars anno nu mogen wat blij zijn, dat het nu gangbare formaat behoorlijk handzamer én lichter van gewicht is.
Toch is onze Juffertoren met die grote, zware Tichelberg-kloostermoppen opgebouwd. Eens te meer een reden om trots te zijn op (de middeleeuwse bouwers van) deze Onstwedder blikvanger.

Die zaterdagmorgen was ik op zoek naar een mogelijke afvalhoop van mislukte baksels uit vervlogen tijden. Zulks temeer, omdat mogelijk ook voor de bouw van de Wedder burcht en van het klooster Ter Apel onze Tichelberg-kloostermoppen zijn gebruikt.
De ovens van weleer bestonden uiteraard allang niet meer en ik was bang, dat ik na het ontstaan van de nieuwe begroeiing op de kaal gemaakte leemgrond zo’n oud putje met kloostermoppen-afval niet meer zou kunnen lokaliseren. Vandaar dat ik kort na de SBB- afgraving van de oude bodemlaag een eerste inspectietochtje had gepland.
Gelukkige leidde het ‘pittige gesprek’ / ‘bijna scheldpartij over-en-weer’ met de SBB-medewerker tot een éénmalige toestemming voor een kleine zoekaktie. Een zoekaktie die succesvol bleek, want al na een dik kwartier had ik een afvalputje gevonden. Jammer genoeg, is een gedegen technisch onderzoek van zo’n steen uit dat putje + een kloostermop uit de Juffertoren + een idem uit de fundering van de oude Wedder burcht + een idem uit de oude Kloosterkerk van Ter Apel  er tot dusverre, - o.a. om financiële redenen -, nog niet van gekomen. Maar wat niet is, kan komen !

De kwaliteit van het leem van de Tichelberg is zonder meer goed te noemen. Eigenlijk moet ik zeggen van de 3 leem-lagen van de Tichelberg: bovenaan een grijsverweerde laag, daarna een prachtig-donkergele laag en het diepst ligt een donkergrijs-blauwe laag. De Veenhuizer boeren hebben deze keileemsoorten vele jaren als smeermiddel gebruikt om de wanden van hun schuren mee te bepleisteren. Vanuit die wetenschap is voor de allereerste veldoven van ‘Onstwedder Gaarv’n’ (anno 1978) ook Tichelbergs leem gebruikt, zo herinner ik me.
In 1935 verdwenen de resten van de laatste veldoven van het zgn. Tichelwerk. Honderd jaar eerder stond deze naam, die herinnert aan het bakken van tichelstenen/kloostermoppen, nog op een oude landbouwkaart vermeld.

Het voert te ver om in deze aflevering op de geologische achtergronden van de Tichelberg in te gaan. Wel kunnen we vaststellen, dat de Tichelberg in lijn moet worden gezien met de Onstwedder Es en de Es van Holte. In wezen is ’t een soort van Groninger uitloper van de Drentse Hondsrug. Daarmee mag bovendien gezegd worden, dat we op de Tichelberg op het alleroudste plekje van de hele provincie Groningen staan …….. Nou dan !

N.B. Dankbaar hebben we voor deze aflevering o.a. gebruik gemaakt van het artikel van Martin Duiven uit Oude Pekela in het tijdschrift ‘De levende natuur’ (1949).

© Geert Schreuder (de ‘Taikens’) en Klaas Meijer (de ‘Toal’)