- Terug
- Taikens & Toal
- Op een houtje bijten ………
Op een houtje bijten ………
AFL. 76 – 23 november 2021 : OP EEN HOUTJE BIJTEN ………
Wijlen mijn schoonvader (* 1900) was een soort Westerwolder in het zuidelijke Wester-kwartier. Slechts één keer in zijn leven heeft hij voor zichzelf een dokter over de vloer gehad. Die ene keer was kort voor z’n overlijden …….
In de stoel bij een tandarts heeft hij helemaal nooit gezeten. Problemen met zijn gebit loste hij zelf wel op. Hij was al weduwnaar toen wij op een middag even langs kwamen.
Ik zag al snel dat hij een tand miste in de hoek van z’n mond. Wat bleek ? Omdat “dat röttege ding” hem al enkele dagen pittige pijn bezorgde, had hij maar besloten ‘m te trekken. Het ene uiteinde van een touwtje om de pijnlijke tand, het andere eind aan de kruk van de openstaande deur. Vervolgens de deur dichtgegooid en ziedaar …… pijnlijke tand getrokken ! Probleem opgelost. U kunt zich allicht voorstellen, dat wij van stomme verbazing geen woord wisten uit te brengen.
Alhoewel ….. Zelfredzaamheid was eigenlijk altijd het motto in zijn leven geweest. Eén van onze kinderen had ooit het sleuteltje van z’n trekker (z’n allereerste, aangeschaft ter gelegenheid van z’n 70e verjaardag, na de dood van z’n stokoude paard) meegenomen. Toen wij het ding een paar dagen later bij toeval ontdekten, bleek schoonvader zelf al met een vijltje een nieuw sleuteltje te hebben gefabriceerd.
Dokter A. Vogel of ‘Klazien uit Zalk’ (het vroegere ‘Kruidenvrouwtje’) heeft schoonvader nooit gekend, maar zelfs een paracetamolletje heeft nooit de binnenkant van zijn mond gezien. Als hij ‘s – af en toe – een beetje hoofdpijn had, dan sneed hij een klein takje van de wilg bij zijn vijver af en kauwde daar een uurtje op. De hoofdpijn was daarna totaal verdwenen. Waar “op een houtje bijten” al niet goed voor kan zijn ……….
Een Stadskanaalster boer deed ’t met een koolblad in z’n pet, zo vertelde hij. Bleek – naar zijn zeggen althans – altijd een gegarandeerd succes.
Om wratten te doen verdwijnen moest je ze regelmatig insmeren met uiensap. En als dat niet of onvoldoende hielp, werd geadviseerd om ze dan maar te beplassen. Dat in zo’n geval best wel enige gymnastische handigheid nodig kon zijn, liet men vroeger maar in het midden…….
Vrij algemeen was in oude tijden bekend, dat het dragen van een kastanje in je broekzak absoluut de werking van je nieren bevorderde. Alleen al daarom is ’t ontzettend jammer geweest, dat die fraaie oude kastanjebomen in de Boslaan een paar jaar geleden weggehaald zijn ……..
Ach ja, de gezondheidszorg in oude tijden. ’t Doet in de huidige corona-tijden haast onwerkelijk aan. Onze voorouders leefden vroeger dicht bij de natuur. Moesten dat ook wel, omdat de kosten van een doktersconsult vaak boven hun financiële draagkracht ging. Ik herinner me nog een oude boerenarbeider, die de handvatten van z’n gereed-schap elke dag insmeerde met vliersap. Als je dan een wondje kreeg aan je hand, veroorzaakte dat in elk geval geen bloedvergiftiging.
Wanneer echte thee te duur was, maakte je zelf kamillethee; hielp ‘gegarandeerd’ tegen bijv. verkoudheid. Kleine stukjes kalmoes werden soms nog toegevoegd, want het algemeen bekende gezegde luidde toch: “Bitter in de mond maakt het hart gezond”. Nou dan !
We moesten vroeger dus “gewoon” dicht bij de natuur blijven. Door geldgebrek gedwongen of niet. Soms zelfs zó dicht bij die natuur blijven, dat ’t je nu met afgrijzen vervult.
Als bij een kind bijv. de mazelen niet goed los wilden komen, gaf men het een kop hete melk, waarin een schapenkeuteltje was gekookt. De mazelen vlogen dan als het ware naar buiten.
Als je de verhalen van onze vroegere huisarts (1955 – 1969) / streektaal-auteur Jan J. Boer leest, dan krijg je regelmatig een goede maar ook wel ’s een komische indruk van de manier waarop allerlei Onstwedders / Alteveersters met sommige gezondheids-problemen omgingen. Ze hadden daarbij met dokter Boer ook een huisarts tegenover zich, die ook in onze streek (Wildervanksterdallen) was opgegroeid en de leef- en denk-wereld van de inwoners goed begreep. Lees z’n boeken, een hele reeks, er maar ’s op na.
Dokter Boer werd in 1969 opgevolgd door dokter Albert Westerbrink. Behalve huisarts was hij ook afgestudeerd homeopatisch arts. Een goeie, zo bleek o.a. uit de druk bezochte homeopathie-spreekuren die hij op woensdagmiddag hield voor patiënten uit de wijde regio. Homeopathie : door veel artsen afgedaan als flauwekul, omdat er geen wetenschappelijke onderbouwing is van de voorgeschreven medicatie. Toch dateert deze vorm van behandeling al uit het laatst van de 18e eeuw toen de Duitse chemicus Hahnemann (voorzover ik kon nagaan: geen voorvader van onze plaatsgenoot Richard Haneman) allerlei proefjes deed. Natuurproducten vormden ook bij hem de basis van de medicatie die hij ontwikkelde. En op zich is daarmee, als gezegd, niks mis mee. Welhaast integendeel.
Tóch kun je soms heel raar op je homeopatische neus kijken. Toen ik in de jaren (19)’80 eens een fikse voedselvergiftiging had opgelopen, schreef dokter Westerbrink me miniscuul kleine pilletjes voor, waarvan ik de eerste uren steeds een stevig aantal moest innemen. Na de vijfde dosis waren mijn klachten al vrijwel over. Toen pas keek ik op het pillendoosje. Ik ontdekte, dat mijn gerespecteerde huisarts me ‘Arsenicum Album’ had voorgeschreven. ‘Arsenicum’ ……. Maar dat was toch een wetenschappelijk woord voor …… rattenkruit. Dat wist ik nog uit mijn schooljaren. Een hartstikke dodelijk spul ! Wilde Westerbrink me soms dood hebben ?
Toen ik hem hiermee confronteerde, barstte hij in een bulderende lach uit.
“Klaas, jongen. Als ik nou écht kwade bedoelingen met je had, dan had ik je vast en zeker geen medicijn-op-natuurbasis voorgeschreven. De toevoeging ‘Album’ geeft aan, dat de kwaaddoende elementen eruit gehaald zijn en de positieve werking overblijft. En dat heeft jou goed geholpen, zoals wel is gebleken. Moge de natuur verder z’n werk bij je blijven doen. In je lijf én in je geest !
© Geert Schreuder (de ‘Taikens’) en Klaas Meijer (de ‘Toal’)