05.10.2020 'Kalfbroer' door Erik Hulsegge

Een man en een vrouw zijn met elkaar getrouwd. Ze zijn broer en zus, maar toch is het geen incest. Hoe kan dat?

Dit raadsel hoorde ik deze week in d’ Ekkelkaamp uit de mond van een opgewekte Passage-vrouw. Om nog meer raadsels in dit stukje te voorkomen: d’ Ekkelkaamp is een kerkverenigingsgebouw onder de juffertoren van de Nicolaaskerk in Onstwedde.

Een ekkel is een eikel en een kaamp in het Westerwolds is een weide aan de rand van het dorp omzoomd door bomen. In dit geval moeten het haast wel eiken zijn. Letterlijk vertaald is een Ekkelkaamp dus een eikelweide.

Wat is dan een juffertoren? hoor ik je denken. Een juffertoren is een toren met een spitse gemetselde spits. In onze provincie heb je twee van die juffertorens. Eentje in Schildwolde en een eentje dus in Onstwedde. Heel, heel vroeger waren er vier.

Holwierde en Godlinze hadden er ook eentje, maar die zijn al dik een eeuw voor ik ter wereld kwam ingestort. Nu hoop ik maar, dat alleen daar een foutje in de bouwtekening heeft gezeten, want anders krijgen we nog rare toestanden in Schildwol en in d’ Ekkelkaamp.

Drie van de juffertorens heten naar een mooi Gronings sprookje. Drie losbandige rijke Groningse zusters zagen op een goeie dag in de dertiende eeuw het licht en wilden boete doen voor hun losbandigheid. De drie juffers gingen daarom uit elkaar.

De oudste zus ging naar Holwierde en liet er een kerktoren bouwen ter ere van God. De andere zussen konden niet achterblijven en lieten eenzelfde toren bouwen in Schildwolde en Onstwedde. Drie juffertorens, tot in de verre omtrek een lust voor het oog.

De werkelijkheid is veel plastischer. De torens hebben de vorm van een dennenstam die spits toeloopt. En zo’n dennenstam heet een juffer. Onder de Onstwedder dennenstamtoren hoorde ik dus dat raadsel van de opgewekte Passage-vrouw. Een getrouwde man en vrouw die ook broer en zus zijn en het is geen incest.

In het bijzijn van de vrouw pijnig ik mijn hersens. ‘Dat kin toch nait’, zeg ik vragend.

‘Ik heb n biezundere femiliegeschiedenis’, zegt ze en ik heb nog geen antwoord. Ik denk aan mijn eigen bijzondere familiegeschiedenis. Ik heb ook broers en zussen: een eeneiige tweelingbroer. Die is net als ik 53, alleen ken ik hem nog maar 36 jaar.

Hij groeide op in een ander adoptiegezin dan ik. Mijn tweelingbroer heeft ook een adoptiezus, maar dat is zijn zus en niet mijn zus. Ook heb ik drie halfbroers en een halfzus. Een halfbroer van de biologische moederkant en van de biologische vaderskant nog twee halfbroers en een halfzus.

Van al die halve broers en zussen heb ik er eentje nog nooit ontmoet. Deze halfbroer wilde liever geen rol in deze familiesoap. Een soap waarin zijn biologische vader en die van mij en mijn broer, de dubieuze hoofdrol speelde.

In mijn bijzondere geschiedenis zit niet de oplossing van het raadsel van d’Ekkelkaamp. Stel dat ik zou trouwen met mijn halfzus, dan zou het incest zijn, bedenk ik me. En stel dat ik zou trouwen met de zus van mijn tweelingbroer - geen haar op mijn hoofd die dat echt denkt - dat is ook geen oplossing, want wij zijn geen broer en zus.

De vrouw is verbaasd dat ik het niet weet. Kaalfbruier blijkt een oer-Groningse uitdrukking.

Als een weduwe met kinderen trouwt met een weduwnaar met kinderen, dan zijn die kinderen van de verschillende ouders elkaars kalfbroer of kalfzus.

Dat kaalf of kalf zou weer een verbastering zijn van kold (koud) omdat de warme bloedband tussen de kinderen ontbreekt. De vrouw in d’ Ekkelkaamp is dus getrouwd met haar kaalfbruier. En hij met zijn kalfzuster.

Opgetogen over dit bijzonder raadsel, de mooie liefdesgeschiedenis en het opdoen van een oer-Groningse uitdrukking, loop ik naar mijn auto op de parkeerplaats. Als ik de Zweedse Witte Reus start en de lampen over de lege parkeerplaats dwalen, herinner ik me dat ik hier op een hete zomerdag keihard onderuit ging met de fiets.

Op mijn fietsrondje Pekelder Hoofddiep, Stadskanaal en Ruiten Aa kwam ik langs de juffertoren. Vol bewondering staarde ik naar de spitse jufferspits. Met mijn hoofd nog in de lucht en mijn schoenen vastgeklikt in de pedalen, wilde ik keren op de parkeerplaats. Ik had even niet gezien dat de parkeerplaats van de kerk uit grind bestond.

Voor ik het wist groeven mijn dunne bandjes zich in het dikke grind en ging ik hetzelfde moment met fiets en al tegen de stenen. Elleboog en knie kapot. Bloeden als een rund.

Ik vertelde van die val diezelfde avond nog aan mijn tweelingbroer. Weet je wat ik als antwoord kreeg?

‘Wat bist ook n kaalf, bruier…’

Ik kijk de vrouw in d’Ekkelkaamp nog eens vragend, bijna smekend aan. ‘Ik ben traauwt mit mien kaalfbruier’ zegt ze met een glimlach.

Kaalfbruier? Kalfbroer? Daar heb ik nog nooit van gehoord. Even denk ik dat ik voor de gek wordt gehouden of dat ze in de war is met haalf en kaalf. De vrouw ziet het aan mijn gezicht. ‘Mien moe is traauwt mit mien schoonpa,’ zegt ze. Ik vat hem niet. Haar moeder is getrouwd met haar schoonvader?

De vrouw legt uit dat nadat haar vader en haar schoonmoeder waren overleden, haar moeder en haar schoonvader elkaar in de troostrijke liefde vonden. ‘En zo wer mien man mien kaalfbruier en ik zien kaalfzuster’.

Bron/foto: RTV Noord