12.06.2013 Remke van der Heide

 

Een tijdje geleden werd ik benaderd met de vraag of ik iets zou willen schrijven voor de rubriek ‘Hoe is het met’ op de website van Onstwedde. Ik heb daar niet lang over hoeven nadenken. Vandaar dat u nu dit stukje van mij onder ogen krijgt.

Ik ben op 11 maart 1948 geboren aan de Hardingstraat, nummer 32, waar nu mijn broer Henk woont.
Mijn ouders waren Egbert van der Heide en Fennechien (Fennie) Luring. Zij hadden in de oorlogstijd verkering gekregen en konden in 1947 gaan trouwen, toen ze het voorste deel van de woning van de weduwe Bosschers (voor mij later tante Wendelke, die vaak op mij heeft gepast) konden huren. Ik kan mij het kleine slaapkamertje waar ik de eerste vier jaar samen met mijn ouders heb geslapen, nog zo weer voor ogen stellen.
Na zes jaar werd ons gezin uitgebreid met een zoon en broer, de eerder genoemde Henk, en nog weer zes jaar later kwam er een dochter en zus bij, Els. (Toen ik achttien was, vroeg een tante mij of het gerucht waar was, dat mijn moeder weer in verwachting zou zijn.)

Ik heb slechts één jaar de kleuterschool bezocht. En dan komt meteen een vraag aan de lezers, of iemand nog een foto heeft van dat jaar (1953-1954) van de kleuterschool. Ik ben getrouwd met een meisje dat toen met mij bij juffrouw Huitsing in de klas zat: Els(je) Scheper. Helaas hebben wij geen van beiden een foto van de kleuterschool. Na dat jaar scheidden onze wegen: Els ging naar de gereformeerde school aan de Dorpsstraat en ik naar de hervormde aan de Havenstraat. Bij juffrouw Stratingh in de eerste klas zaten we, naar ik meen, met 54 kinderen in één lokaal. Ja, toen bestonden er nog makke schapen en daar gaan er veel van in een hok. Juffrouw Vos in de tweede klas vond het maar wat lastig dat ze twee jongens in de klas had, die beiden Remke van der Heide heetten. De ander werd Remco genoemd en ik mocht mijn eigen naam behouden. Ik ben deze juf daar altijd dankbaar voor gebleven. Alhoewel in het westen van het land word ik toch ook wel vaak Remco genoemd.
Toen we naar de zesde klas gingen, dacht meester Andringa die toen de zevende en achtste klas had, dat het goed was dat hij Ludy Bruggers, Jan Geert Sterenborg en mij onder zijn hoede nam om ons voor te bereiden op de HBS. We zaten toen met zijn drieën en met Hans Tooren uit Blijham in een meisjesklas.
En zo ben ik zes jaar lang met een grote groep elke dag op de fiets (nee, laatste jaar op de brommer) naar Stadskanaal gereden. De eerste drie jaar was er nog geen fietspad en reden we altijd schuin over de volle breedte van de weg. Uiteraard kregen wij daarvoor regelmatig een reprimande van de politie en af en toe van de rector. Vanaf de derde klas heb ik toen het gymnasium gevolgd en omdat ik redelijk goed was in de exacte vakken deed ik de Beta-richting. In het examenjaar liet bijna iedereen zich testen voor een vervolgopleiding. Ik had wel eens gedacht aan biologie of dierenarts, maar ik kreeg het advies om economie te gaan studeren.
Dus ging ik in Groningen op kamers wonen. De eerste drie weken heb ik toen een nog ouderwetse ontgroening mogen ondergaan. Ik behoorde tot de laatste jaargang waarvan de jongens werden kaal geschoren. Mijn moeder huilde toen ik zondags thuis kwam. Van Geert Lutjeboer, mijn buurjongen, leende ik een jagershoedje. Omdat wiskunde mij goed lag, heb ik meteen het tweede studiejaar de richting econometrie gevolgd, met uiteraard naast de economische vakken veel wiskunde en statistiek.
Operations Research was mijn hoofdvak en hiervoor heb ik bij Philips in Stadskanaal onderzoek voor mijn scriptie gedaan.
Wij woonden inmiddels in Stadskanaal, waar Els werkte. Wij waren in juni 1971 getrouwd en woonden in een piepklein woninkje achter een brillenzaak aan de Hoofdstraat. Nadat ik mijn studie op 28 februari 1972 had afgerond, zat ik twee weken later -ik was net 24 geworden- in militaire dienst.
Ik had mij opgegeven voor de administratie, niet wetende dat de opleiding daarvoor in Middelburg was. Dus heb ik een halfjaar lang elk weekend van Stadskanaal naar de hoofdstad van Zeeland gereisd.
Toen ik net onder de wapenen was, bleek mijn vrouw zwanger van onze eerste dochter, Janneke, die op 3 december 1972 werd geboren. Gelukkig kon ik na mijn opleiding het jaar bij de parate club doorbrengen in Assen, zodat ik, op een paar oefeningen in Duitsland na, elke avond en nacht thuis kon zijn.
Om in mijn vakgebied werkzaam te kunnen zijn, moesten we verhuizen naar het Westen. Ik had twee dagen na mijn afzwaaien uit de dienst een baan op het hoofdkantoor van de ABN in Amsterdam. Na vijf maanden op kamers te hebben gewoond, huurden we in 1974 een flat in de Bijlmermeer. Dat was wel een grote overgang, vooral voor Els, die overdag thuis was met Janneke. Maar toch hebben we daar onze weg gevonden en kregen we met name via de kerk de nodige contacten. We kerkten in het destijds bekende kerkelijk centrum ‘De Nieuwe Stad’, direct naast de beruchte flat Gliphoeve. Hier ben  ik nog een jaar lid geweest van de kerkenraad, die daar toen nog de Pionierscommissie heette. We hadden Marokkanen als buren met wie we nauw contact hadden en met wie we nog heel lang contact hebben gehouden. In de Bijlmer is toen onze tweede dochter, Inge, geboren in 1976.

Na 3.5 jaar zijn we verhuisd naar Heerhugowaard, waar we ons eerste huis hadden gekocht. Daar woonden we in een buurt met veel autochtone bewoners, die bijna allemaal rooms-katholiek waren.
Daar is in 1980 onze zoon Bert geboren. We zijn ook daar erg betrokken geweest op het kerkelijk gebeuren. Ik was vier jaar diaken en daarna nog twee jaar scriba.

Ik was inmiddels in 1981 overgegaan naar Bank Mees en Hope (BMH), een dochter van de ABN op de Heregracht. Hier heb ik de vijf mooiste jaren van mijn werkzame leven doorgebracht. Ik was bij de ABN inmiddels al een beetje opgeschoven in de richting van de automatisering (de term ICT moest toen nog worden uitgevonden). De eigenlijke automatiseringsafdeling van BMH zat in Rotterdam, maar ik zat met één collega dus in Amsterdam. We hadden daar de beschikking over een destijds zeer geavanceerd tool van IBM, waarmee wij in vijf jaar tijd meer dan dertig kleine en grote systemen hebben gebouwd. Ik noemde dit, achteraf, het pré-pc tijdperk. Tot eind 1985, want toen vond de baas van automatisering het niet langer verantwoord dat we met zijn tweeën op deze voet doorgingen.
We werden overgeplaatst naar Rotterdam en ik kreeg daar de functie van informatieanalist en die heb ik, zij het met af en toe weer een andere benaming, tot het eind van mijn arbeidzaam leven vervuld.
Ik heb  daar de nodige fusies en overnames meegemaakt. Eerst de fusie van BMH met Pierson, Heldring en Pierson tot MeesPierson. In 1997 volgde de overname door Fortis, en moesten we integreren met de VSB. Ook heb ik nog een jaar regelmatig naar Brussel gereisd, want daar zat het hoofdkantoor van Fortis.
En dan gaat het kringetje rond komen. ABNAMRO wordt opgesplitst in drie stukken en Fortis koopt het binnenlands bedrijf van deze bank. Dat betekende dat ik, samen met een hoop andere collega’s, in 2008 helemaal werd vrijgesteld voor de integratie van ABNAMRO met Fortis en ik weer heel veel in Amsterdam zat. Zelfs zoveel dat begin september er sprake van was dat ik met een paar andere collega’s definitief  in Amsterdam geplaatst zou worden. Balen, want ik woonde in Schoonhoven! Maar  …. de crisis brak toen ineens in alle hevigheid los en verwarring was er alom: eerst niet verder met ABNAMRO, een week later: wel verder met ABNAMRO maar losmaking van België. Mijn laatste jaar bij de bank was niet het leukste jaar. Veel onzekerheid bij directe collega’s: houd ik mijn baan en zo ja, dan zal ik waarschijnlijk in Amsterdam geplaatst worden (terwijl de meeste collega’s ten zuiden van Rotterdam woonden).

Per 1 december 2009 ben ik met de VUT gegaan en inmiddels heb ik sinds een paar maanden AOW en mijn pensioen (jawel, van ABNAMRO).
Tengevolge van de overplaatsing zijn wij in 1986 verhuisd naar Schoonhoven. Van deze verhuizing hebben we nooit spijt gehad. We voelen ons hier helemaal thuis. Onze oudste dochter Janneke woont op 18 km afstand in Krimpen aan de Lek; Inge en Bert wonen in Schoonhoven. Dus we hebben de kinderen en zes kleinkinderen dicht in de buurt.

Ik ben hier vooral bij de kerk en de plaatselijke politiek betrokken geweest. In 1988 werd ik hier al scriba, doordat de toenmalige scriba plotseling uitgeschakeld werd door een herseninfarct en men hier inmiddels wist dat ik ervaring met die functie had. Later ben ik nog vier jaar voorzitter van de kerkenraad geweest en inmiddels ben ik al wéér zeven jaar scriba (nog tot medio volgend jaar).
Ik ben tegelijk ook nog  negen jaar scriba geweest van de classis Gouda en op dit moment ben ik ook al weer vijf jaar kerkvisitator in de classis Alphen aan de Rijn. In deze laatste hoedanigheid had ik een paar weken geleden zeer onverwachts nog een ontmoeting met een oud-Onstwedder: Swier Frouws, die in Bodegraven woont (en ook wel kandidaat is voor deze rubriek).
Verder ben ik vijf jaar bestuurslid van het CDA geweest, daarna vier jaar commissielid en vervolgens nog vier jaar fractievoorzitter. Op dit moment ben ik ook nog voorzitter van een stichting die een zorgboerderij beheert.
Ja, als je met de VUT bent, weten ze je wel te vinden voor het vrijwilligerswerk. Zo ben ik sinds begin 2010 boekhouder bij de Wereldwinkel van Schoonhoven en voorzitter van de plaatselijke PCOB (en tevens voorzitter van het overleg tussen de gezamenlijke ouderenbonden en het gehandicapten-platform).
Al met al genoeg te doen dus. Vervelen doe ik me bepaald niet, zeker met de 6 kleinkinderen op wie we regelmatig  moeten passen,. Eind april mocht ik als waardering voor mijn vrijwilligerswerk een onderscheiding in ontvangst nemen. Het had hare Majesteit op de valreep nog behaagd mij te benoemen als Lid in de Orde van Oranje Nassau. Toch wel leuk, zo’n erkenning.

Af en toe heb ik ook nog wel wat tijd voor mijn hobbies: (race)fietsen, schaatsen (kun je hier prachtig in de polders, mits het goed ijs is), vissen en lezen. Maar het liefste ga ik alleen of met een vriend de natuur in met de verrekijker om vogels te spotten.  

Ja mensen, ik zie dat het een heel verhaal is geworden. Ik stop er dus maar gauw mee. Omdat mijn schoonmoeder, mw. Scheper-Kruize,  nog leeft en in de Bolderbörg in Vlagtwedde woont, komen wij nog regelmatig een dag in Groningen. Het plat proaten verleren we op die manier zeker niet. Na zo’n dag schakelen we dan meestal zo tussen Pekel en Veendam weer over op het Nederlands.

Het ga jullie allemaal goed. Schoonhoven is een mooi stadje, zeker een bezoek waard. En als je eens in de buurt bent, wees welkom. Ik heb juist vorige week een certificaat ontvangen dat verklaart dat ik, na een cursus van 12 avonden, tot “Schoonhovoloog” ben benoemd. Ik zou dus een rondleiding kunnen geven.
Maar wees er op bedacht: de weg van Groningen naar hier is verder dan andersom (voor wie het vatten kan).

Hartelijke groet, mede namens Els,
Remke van der Heide

Schoonhoven, 29 mei 2013

e-mail