De laatste keer voor deze rubriek de zomervakantie inluidt, leest u een verhaal, dat wijlen Albert Streuding in 1992 schreef over zijn herinneringen aan het Onstwedde van 70 jaar eerder. We komen Albert o.a. tegen in de lijst van Onstwedder ‘Taaie Tikkels’ (hij werd 101 jaar oud), was jarenlang enthousiast volksdanser, hij  was nauw betrokken bij de v.v. ‘Onstwedder Boys’ (al was ’t alleen al vanwege z’n prima voetballende zoons Rikus en Jan) en hij behoorde tot de allereerste medewerkers van ‘Onstwedder Gaarv’n’. Heel kort gezegd: Albert Streuding was een zeer betrokken mens in al z’n vezels.
Zoon Jan (Oude Pekela) danken we hartelijk voor het aan ons ter beschikking stellen van dit verhaal. Het origineel was geschreven in het Onstwedder dialect. Voor de leesbaarheid is het deze keer – grotendeels – omgezet in ’t  Nederlands
.

Afl. 57 – 1 juni 2017: ‘DE  WILKE’

Ik weet absoluut zeker dat vijfennegentig procent van de mensen uit Onstwedde en omgeving geen flauw idee heeft waarover ik in dit verhaaltje schrijf. Daarom, om maar even kort door de bocht te gaan:’De Wilke’ was zo’n zeventig jaar geleden (rond 1920 dus) in Onstwedde en omgeving de man van het gezag, de dorpsveldwachter. ’t Was een figuur die me doet denken aan Bromsnor uit de t.v.-serie van ‘Swiebertje’. Een hoge pet op z’n hoofd, een lange jas met vanzelfsprekend glimmende knopen en een kwast op de schouders.
‘De Wilke’ had ook een dikke snor en een baard. Die baard was bij hem vanwege z’n ouderdom al helemaal wit. Nou ja, hij zat ook al tegen de pensioenleeftijd aan.
Hij had ook een fiets, maar hij liep vaker met de fiets aan de hand dan dat hij daadwerkelijk fietste. Als hij echt ging fietsen dan was zijn manier van opstappen een heuse studie waard.
Aan z’n achterwiel zat in het verlengde van de wielas een lange pen. Als hij wilde gaan fietsen plaatste hij z’n linkervoet op die pen en het rechterbeen stond aan de andere kant van het wiel. Vervolgens begon hij te steppen (‘autopetten’ heet dat nog altijd in ons dorp), “Hup-hup!” en als de vaart erin zat, liet hij zich op het zadel zakken. Een mini-gevecht met de pedalen was daarna het standaard-vervolg en dan ……. fietste ‘De Wilke’.
Vlak boven de trapas zat een leren schede. Daarin paste precies de punt van z’n sabel, het ultieme teken van gezag in die dagen. Die sabel was zo lang, dat het handvat ervan boven het stuur uitstak. Of hij dat ding ooit heeft gebruikt ? In mijn herinnering niet, maar zo’n sabel dwong hoe dan ook respect af.

Zo af en toe kwam ‘De Wilke’ wel ’s bij ons over de vloer, aan de Dorpsstraat. Dan was ’t allemaal koek en ei en onder het genot van een kop koffie en een sigaar met afgesneden kop werden het laatste dorpsnieuws en de bijbehorende roddels uitgewisseld. Ik weet nog goed hoe ‘De Wilke’ dan wel ’s opmerkte:”Tja, ik bin d’r nou nog, mor d’r komt hail gaauw ’n tied dat ik d’r mit oetschei. Den krieg je ’n aander plietsie …….Dat wordt wis en zeker ’n jonge jong oet de Stad en dai regelt alles zuver noar de wet. Dan zel je nog roare grappen beleven. Ik zai hail wat deur de vingers, mor dan…….? Mokt joe de borst mor nat !”
‘De Wilke’ kwam ook op andere momenten wel ’s bij ons. Maar dan was ‘de preek’ wezenlijk anders, dan was hij voor 100 % de politieman. Met een onheilspellende uitdrukking op z’n gezicht kwam hij dan binnenstappen en zei op dreigende en barse toon:
”Welhier en doar gunter! Dai schoapen van joe, dai hebben hier op de rogge- en doar op de boukwaitakkers lopen te vreten. Dat is ja pofferjanperekeurel gain toustand ! Ik mout joe ditmoal pesès moaken !”
Proces-verbaal ? Niemand bij ons thuis die daarop zat te wachten. Wat was nu eigenlijk het kardinale punt ? Mijn ouders hadden in die jaren nog een klein koppeltje heideschapen, het
restant van wat ooit een hele grote koppel schapen was geweest. Door veld- en ruimte-gebrek moesten die dieren echter noodgedwongen worden afgestoten. Met het  kleine koppeltje dat overbleef gingen ze nu iedere dag het veld in. Omdat door allerlei ontginningen de graasruimte steeds nóg kleiner werd, kwam het groepje schapen wel ’s op een korenakker. Maar daarvan waren de boeren van die akkers natuurlijk niet gediend. Die gingen dan naar de politie en deden aangifte. Zo kwam ‘De Wilke’ in de baan. Hij moest tegen “dai luu mit heur rötschoapen” proces-verbaal opmaken.
Als ‘De Wilke’ zijn betoog had afgerond, nam mijn moeder het woord. Die kon amper lezen of schrijven, maar praten kon ze als een advocaat. Daarmee was ze bepaald tegen ‘ome agent’ opgewassen. Moeder keek ‘De Wilke’ dan strak aan en zei:”Wat kikst ja weer tosteg vanmörgen Wilke. Bist mit t verkeerde bain oet berre stapt ? Ik zal die eerst ais ’n beste borrel inschenken. Misschien wordt t den wol weer wat beter.”
Meestal sputterde ‘De Wilke’ dan eerst wat tegen en zei vervolgens:”Plietsie umkopen mit draank, doar stait volgens mie as straf de koegel of de struppe op.” Intussen stond de borrel al op tafel. ‘De Wilke’ was beslist niet een persoon die je ooit op drankmisbruik had kunnen betrappen, maar – eerlijk is eerlijk – hij spuugde ook niet in een goeie borrel. Voorzichtig begon hij er een beetje aan te nippen en als het glas zo ongeveer half leeg was, was moeders standaard-toevoeging:”Nou den. Kom op, hè. Drink ais leeg man. Op aain bain kinst ja nich lopen !”
De tweede borrel volgde dan gezwind en het dreigende proces-verbaal was even snel vergeten. Onze brave dorpsveldwachter wist er in dergelijke situaties echter altijd een mouw aan te breien, die op ‘wet, recht & orde’ gestoeld was. Hij zei dan bijvoorbeeld:”Ie waiten nou hou de vlag d’rbie hangt. Ik mout allennig nog zain dat ik n poar betere en onafhankelke getugen krieg.” Daarna kwam z’n rechterwijsvinger streng vermanend omhoog:”En t mout nich weer gebeuren ! Dat is joe wol dudelk wil ik hopen !” Dat zeiden pa en moe – uiteraard – voluit toe.
Wanneer ‘De Wilke’ dan met veel lawaai weer wegging, draaide hij zich bij de achterdeur nog ’s een keer om, stak opnieuw z’n vinger in de lucht en uitte nog een aantal dreigende woorden waarin de rechtbank in Winschoten o.a. enkele keren voorkwam.

Als hij ver genoeg van ons huis verwijderd was, zei m’n moeder steevast:”Zie zo. Dai kòlle is weer oet de lucht. Veureerst kunt wie wol weer mit ons leven van alledag wieder goan .....”

© Geert Schreuder (‘Taikens’) & Klaas Meijer (‘Toal’)