28.08.2012 Familie Nijboer-Haack

Herinneringen van de dokter en de vroedvrouw

Het is nu (2012) al weer ruim 12 jaar geleden dat wij (R.J.Nijboer, huisarts en Ida Haack, verloskundige) met onze praktijken zijn gestopt en uit Onstwedde zijn vertrokken. Nu wordt ons gevraagd iets te vertellen over onze herinneringen aan die bijzondere tijd daar in het mooie Westerwolde - en over hoe het tegenwoordig met ons gaat. Een duik in het verleden dus. Al schrijvend kwamen steeds méér herinneringen weer bij ons naar boven.  En wat is er intussen al weer veel veranderd in de maatschappij, en ook in de gezondheidszorg !

Van waarnemingen naar eigen praktijk

Toen wij in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw onze opleidingen als arts en verloskundige voltooid hadden, zijn wij op zoek gegaan naar een plek waar we beiden ons werk zouden kunnen uitoefenen. Maar eerst wilden we nog veel meer praktijkervaring opdoen. Dat ging toendertijd het beste door waar te nemen in praktijken van huisartsen en verloskundigen die tijdelijk hun werk niet konden doen door bijv. ziekte, een ongeval, langdurige nascholing of vakantie. Op die manier hebben we in het hele land gewerkt, zodat we – om de beurt -  veel praktijkervaring opdeden. Dat kwam ons later goed van pas.
Onze voorkeur ging uit naar een eigen praktijk in het noorden van het land. Daar voelden we ons het meest thuis, onze familie komt ook uit het noorden. Bovendien wilden we graag op het platteland wonen en werken, we waren – en zijn – niet zulke stadsmensen. Toevalligerwijs hoorden we dat de verloskundige in Wedde, mevr.Seiffert, op zoek was naar een opvolgster.  Ongeveer in diezelfde periode wilde één van de huisartsen in Onstwedde, R. Meppelink,  om gezondheidsredenen zijn praktijk zo langzamerhand gaan beëindigen. Dat was een kans waar we geen ‘nee’ tegen zeiden ! Zo kwamen wij in de zomer van 1977 naar Onstwedde, juist op het moment dat daar werd gevierd dat het dorp 1100 jaar bestond. We konden niet alleen de praktijk maar ook het huis (Havenstraat 3) van dr Meppelink overnemen; dat was gemakkelijk omdat de praktijkruimte in hetzelfde pand was. Maar we moesten het de eerste jaren wel een beetje zuinig aan doen, want de hypotheekrente was in die jaren ongeveer 12 % , dat kun je je tegenwoordig haast niet meer voorstellen…

De assistentes, alles met de hand
De assistente, Greetje Harkema-de Groot, wilde gelukkig aanblijven. Omdat zij er al zo’n tijd werkte, was zij van alles op de hoogte – en dat was wel erg nuttig, omdat dr Meppelink nooit een kaartsysteem had bijgehouden (dat was toen ook nog niet verplicht). En het medische archief was verder grotendeels verbrand bij de brand in zijn vorige woning, Havenstraat 10.  
Alles ging in die tijd nog met de hand: het dagelijks tellen van de duizenden tabletjes, het zelf bereiden van drankjes, zetpillen, poeders, zalven; het schrijven en plakken van de etiketjes, het invullen van de declaratielijsten voor het ziekenfonds, het schrijven van de nota’s, het bijhouden van alle patiëntengegevens, enz.,enz. Verder rinkelde natuurlijk voortdurend de telefoon, de hele dag door: voor herhalingsrecepten, spoedgevallen, afspraken maken, vragen naar laboratoriumuitslagen, verwijzingen, enzovoorts. En omdat je de telefoon natuurlijk altijd en overal moest kunnen horen waren er overal in huis extra rinkelbellen aangebracht, het was daar dus bepaald geen stiltegebied.
Wat waren we blij met Greetje, die alle werkzaamheden in een enorm tempo en bovendien foutloos voor elkaar kreeg ! Toen zij i.v.m. de geboorte van haar kinderen stopte met haar werk (dat was toen heel gebruikelijk, dat je als vrouw helemaal stopte met je beroep als je kinderen kreeg - dat is in zo’n 20 jaren tijd totaal veranderd), werd Fenny Zuur-Prins haar opvolgster. Ook die bleek jarenlang een voortreffelijke en zeer gewaardeerde assistente, en zij werd na de geboorte van haar eerste kind zelfs de eerste van onze assistentes die meteen na haar kraamverlof wél weer aan het werk ging. Goed voorbeeld doet goed volgen, dus haar vervangster en part-time-collega Antje Kip-Kok slaagde er later óók in om werk en gezin te combineren - mede dankzij Greetje, die na een aantal jaren weer part-time terugkwam in de praktijk! Al die jaren hebben deze assistentes zich - samen met onze goede schoonmaakhulp – met hart en ziel ingezet voor de praktijk, en wij denken dan ook met veel respect en dankbaarheid aan hen terug.

Bijna altijd dienst
In die tijd hadden we in principe dag en nacht dienst, dus na je werk overdag bleef je gewoon constant bereikbaar en wanneer je ’s nachts je bed uit was geweest moest je overdag toch gewoon weer je werk doen, en de dagen en nachten erna ook.  De beide huisartspraktijken van Onstwedde hadden wel elk één middag + avond in de week vrij; bij ons was dat meestal de woensdag. Dan nam de andere huisarts dus waar (dr. Westerbrink, vanaf 1994 dr. de Kroon). De weekenddiensten werden daarentegen verdeeld tussen de twee dokters van Onstwedde én Vlagtwedde (dr Been en dr Bangma). Dat betekende dat je één van de vier weekenden zelf dienst had, gewoon vanuit de eigen praktijk. Geen dokterpost in Stadskanaal of Winschoten, zoals nu. En ook geen auto met chauffeur voor de visites, maar zelf slaperig midden in de nacht met sneeuw en gladheid op pad naar een ongeluk of een ander spoedgeval in bijv. Bourtange of Jipsinghuizen, de schop mee om sneeuwduintjes van de weg te scheppen. Of je bed uit om in de praktijk een paar dronken vechtersbazen die elkaar in de kroeg hadden toegetakeld weer op te lappen, met als dank je spreekkamer ondergekotst….   Wat wel plezierig was, was dat je door die weekenddiensten in het hele gebied veel mensen goed leerde kennen, zodat je daarmee een vertrouwensband kon opbouwen: je wist op den duur wederzijds wat je aan elkaar had. Daarom werd je ook niet vaak onterecht ingeschakeld; als de mensen ’s nachts je hulp inriepen was er meestal écht wel iets serieus aan de hand. We hoorden vaak van onze collega’s dat dit elders in Nederland vaak heel anders was, met dreigende en agressieve patiënten. Randstedelingen die naar Westerwolde verhuisd waren moesten er vaak eerst aan wennen dat ze ook zonder schelden of dreigementen serieus werden genomen en aan de beurt kwamen. Tegenwoordig is dit alles inmiddels heel anders geregeld, met verder weg gelegen dokterposten waar (vaak) onbekende artsen dienst doen en met anonieme assistentes voor de telefoon, de administratie en de behandelingen.

Semafoon met claxon
Mobiele telefoon bestond nog niet, dat kun je je nu al helemaal niet meer voorstellen. Sommige collega’s hadden een mobilofoon, maar daarop kon iedereen die dat wilde meeluisteren, dat was dus niet zo ideaal. Dr. Meppelink had een semafoon, die nam ik van hem over: een kast zo groot als een accu die in de auto werd ingebouwd en die begon te piepen als de “achterwacht”  een telefoonnummer van die semafoon had gedraaid. De achterwacht was meestal de assistente, maar ’s nachts en in het weekend ook wel onze (schoon-) moeder - die zelf verpleegster was geweest -  , of een centralist van ambulancegarage De Grooth in Winschoten . Als die semafoon begon te piepen wist je dus alleen maar dat je meteen die achterwacht moest bellen om te horen wáár je komst dringend gewenst was. Dus… op zoek naar een telefoon!
Nu had in die tijd nog lang niet iedereen telefoon, en als je ’s nachts in het donker door Westerwolde reed, dan moest je dus eerst een huis zoeken waar nog licht brandde, en dan maar hopen dat de bewoners wakker waren én dat zij wel een telefoon hadden waarvan je gebruik mocht maken. Of je reed naar een openbare telefooncel (de meeste dorpen hadden er ééntje), in de hoop dat die het deed en niet net door de jeugd vernield was.
Daar kwam nog wat anders bij: omdat die semafoon vast in de auto zat ingebouwd, kon je hem niet mee naar binnen nemen in het huis van de patiënten – en dus ook daar het piepsignaal niet horen. Om dat probleem op te lossen was er een permanente doorschakeling gemaakt van de semafoon naar de claxon van de auto. Dan hoorde je, in het huis van de patiënt, dus opeens je eigen claxon toeteren en dan wist je dat er een spoedgeval was.  Maar dit systeem had ook wel een paar nadelen: Zo kon die claxon bijvoorbeeld ook onverwachts gaan loeien op het moment dat een nietsvermoedende - keurig rijdende - verkeersdeelnemer je tegemoet kwam of inhaalde, of middenin de nacht in een stille woonbuurt.  En helaas was de schakeling zodanig geconstrueerd dat die claxon continu blééf loeien…. Net zo lang totdat de verbinding met de accu verbroken was. Dus eerst naar de luid toeterende auto toe hollen, of de auto meteen aan de kant zetten; dan de motorkap omhoog en met een ringsleutel de polen van de accu losdraaien. En dan alles weer vastdraaien, de motorkap weer dicht en ….vervolgens op zoek dus naar een telefoon !
Gelukkig werden er steeds kleinere en handzamere semafoons uitgevonden, die niet aan de claxon gekoppeld waren. De nieuwste semafoons waren zo klein als een luciferdoosje. En toen kwamen er mobiele telefoons beschikbaar. Maar deze was in het begin ook nog niet ideaal. Omdat de zendmast helemaal in Hoogezand stond, had zo’n telefoon veel accu-capaciteit nodig, dus die was zo groot als een broodrooster. Als je ‘m zónder oplader gebruikte kon je er krap twee gesprekken mee voeren en dan was hij alweer leeg. Was hij aangesloten op de oplader in de auto, dan werd de accu van de auto zo zwaar belast dat je tijdens de huisbezoeken maar beter de motor van de auto kon laten draaien....
Nu we allemaal zo vanzelfsprekend met onze mobieltjes en smartphones bellen, mailen, sms-en en internetten, kunnen we ons nog maar nauwelijks voorstellen hoe moeizaam de telecommunicatie zo’n 20 jaar geleden nog verliep !

Stroomstoringen
Het aantal keren dat we in Onstwedde te maken hebben gehad met stroomstoringen is niet op de vingers van twee handen te tellen – meestal omdat er ergens in Westerwolde door een graafmachine weer een stroomkabel kapot was getrokken. Is het in een normale huishouding al lastig wanneer allerlei apparaten uitvallen, voor een dokter en een vroedvrouw is het helemaal vervelend. Niet alleen vielen allerlei apparaten in de spreekkamer uit, maar ook de ‘huistelefooncentrale’ werkte dan niet meer. Dat betekende dat er per aansluiting nog maar één toestel (in plaats van alle vijf per aansluiting) kon functioneren. Omdat je tijdens je slaap het niet merkt als er een stroomstoring is, hadden we met vooruitziende blik alles zodanig laten aanleggen dat de telefoons in de slaapkamer het in ieder geval bleven doen. Want anders zouden we ’s nachts helemaal niet telefonisch bereikbaar zijn geweest ! Wanneer de stroom overdag allemaal uitviel verplaatsten we de slaapkamertoestellen met behulp van lange telefoonverlengsnoeren (die lagen altijd voor het grijpen) naar de apotheekruimte. Zo wist je je dan te behelpen. Toen we later voor de praktijkadministratie steeds méér afhankelijk waren geworden van de computer, kwam er een apparaat dat bij stroomuitval nog een half uurtje electriciteit bleef leveren aan de computer, zodat die alle informatie nog gauw kon opslaan in het zijn geheugen. Daarna moest het computerprogramma worden afgesloten, en dan was dat apparaat ook net zo’n beetje leeg…
Was je net bij patiënten thuis met een behandeling bezig en de stroom viel uit, dan was het natuurlijk helemaal lastig. We hadden altijd een zaklantaarn bij ons, en een stormlantaarn (gevuld met petroleum) met lucifers, voor het geval de batterijen van de zaklantaarn leeg raakten. Ook kon je de koplampen van de auto het huis in laten schijnen, dan had je tenminste wat extra licht.  En een bevalling bij het schijnsel van een kaars of een zaklantaarn, dat is ook een paar keer voorgekomen; dat ging er net zo goed om !

Sneeuw en ijzel
De afgelopen winter hebben we een periode meegemaakt dat er strenge vorst was. Er werd weer aan de mogelijkheid van een elf-steden-tocht gedacht. Maar 33 Jaar geleden (februari 1979) maakten we in Onstwedde ook een bijzondere winter mee.  Die begon met enorme ijzel, waardoor de wegen spiegelglad waren en veel auto’s van de weg raakten. Zelf kwamen we die dag nog maar ternauwernood thuis. Kort daarop begon het enorm te sneeuwen en heel hard te waaien. Op de wegen vormden zich overal sneeuwduinen waardoor al spoedig geen autoverkeer meer mogelijk was. Veel dorpen raakten geïsoleerd, bulldozers en tanks van het leger werden ingezet om de belangrijkste wegen vrij te maken. De meeste straten in het dorp waren alleen te voet begaanbaar. Tot onze verrassing verscheen er vrijwel niemand op het spreekuur, vroeg ook niemand om een huisbezoek en waren er helemaal geen spoedgevallen, geen sterfgevallen en geen bevallingen. Elders in de provincie vonden spectaculaire reddingsacties plaats, maar bij ons bleef alles rustig, of men had het te druk met andere zaken ?  Precies negen maanden later, in november, werden wel twee keer zoveel kinderen geboren als normaal in die maand (“Tsja, mijn man kon niet naar zijn werk vanwege de sneeuw….” verklaarde een zwangere desgevraagd.)

Verbouwing
Dr Meppeling had, toen hij van Havenstraat 10 naar  Havenstraat 3 verhuisde, daar een stuk opzij en achter het huis laten uitbouwen: een apotheekruimte, een wachtkamer en een spreekkamer. Daarvoor was de oorspronkelijke serre van het huis  - dat oorspronkelijk gebouwd was als dienstwoning van het Hoofd der NH School – gesloopt. Na een aantal jaren werd deze praktijkruimte eigenlijk te klein; de officiële eisen voor de apotheek werden namelijk steeds strenger. Dus nadat we een strookje grond naast het kippenhok van buurman Moed hadden aangekocht volgde er opnieuw een ingrijpende verbouwing en aanbouw achter de praktijk. Omdat alles in de praktijk gewoon door moest gaan, richtten we de bijkeuken tijdelijk in als apotheek: toegang achterom, via de privé-oprit. In de voorkamer van ons huis werden de ramen dichtgeplakt met papier zodat deze ruimte al die maanden als spreekkamer kon dienen. En de wachtkamer? Daarvoor mochten we de schaftwagen van onze aannemer Wubs gebruiken; die stond al die tijd op onze oprit geparkeerd. Met een babyfoon werd telkens de volgende patiënt opgeroepen. En zo wisten we ons te behelpen, iedereen had er begrip voor dat het allemaal even anders moest. Een hectische periode, maar daarna hadden we een mooie nieuwe spreekkamer met afgescheiden behandelruimte, een ruime apotheek en wachtkamer, een kleedhokje en zelfs een kleine verduisterde ruimte voor onderzoek en behandeling van oogletsels. De ‘oude’ spreekkamer werd daarna het domein van de vroedvrouw, die had inmiddels ook dringend behoefte aan een eigen ruimte!
Ongeveer in diezelfde tijd veranderde het uitzicht vanuit ons huis:  7 jaren lang keken we uit op de oude NH Lagere School. Die was niet meer in zo’n goede staat, en het dak lekte: wanneer het langdurig geregend had zagen we vaak meester Buss op de zolderetage een raam openen om vandaaruit vele emmers water op het trottoir leeg te gooien. Gelukkig keek hij altijd wel even of er niet net iemand onder liep.  
Toen de school verhuisd was naar het nieuwe gebouw aan de Boslaan (nu ook alweer gesloopt!) verdween het oude schoolgebouw en kregen wij een weids uitzicht op een groot grasveld. Het was net alsof we verhuisd waren ! Later werden daar seniorenwoningen gebouwd – maar niet meer zo hoog en dichtbij als eerst de school, dus het uitzicht bleef toch veel ruimer dan de eerste jaren.    

De verloskundige praktijk
De verloskundige praktijk werd eerst samen met mevr. Seyffert gevoerd, maar na een jaar zette die een punt achter haar loopbaan. De zwangerschapsspreekuren vonden plaats in de diverse dorpen: Vlagtwedde, Bellingwolde, Blijham en – toen ook de verloskundige praktijk te Onstwedde/Alteveer erbij kwam – in Onstwedde. De weekenddienst werd al die jaren geregeld met mw Nieuwkamp , verloskundige te Winschoten, Heiligerlee en Oude Pekela. Dit betekende tijdens de dienstweekenden (om de week), en vooral tijdens de drie weken zomervakantie van mw.Nieuwkamp: continu alle spreekuren, kraamvisites en diensten draaien en beschikbaar zijn voor een enorm groot praktijkgebied. Van Winschoten tot de noordgrens van Sellingen; en van de Duitse grens tot aan de N33. Als vroedvrouw had je natuurlijk dezelfde bereikbaarheidsproblemen als in de huisartsenpraktijk: altijd de semafoon op zak, bij gepiep daarvan altijd op zoek naar een telefoon. In de begintijd kwam het voor dat je bevallingen deed in een huis waar zelfs helemaal geen telefoonaansluiting was. “We mogen wel bij de buren bellen” zeiden de a.s. ouders dan. - Maar wat, als die niet thuis zijn? vroeg je dan. Daarom probeerde je ze ervan te overtuigen dat ze om een huissleutel van die buren moesten vragen, zodat zij zelf – en de vroedvrouw -  te allen tijde bij die telefoon zouden kunnen. Dat is wel eens levensreddend geweest.  En als je net werd opgepiept tijdens de bevalling zelf ? Dan moest de kraamverzorgster of een andere aanwezige maar even gaan bellen om te horen wat er aan de hand was. En indien nodig vroeg je dan een collega-vroedvrouw in te springen als je “dubbel zat”, zoals wij dat noemden.
In principe stonden onze beide praktijken, de huisartsenpraktijk en de verloskundige praktijk, los van elkaar. Maar een enkele keer is het voorgekomen dat we gezamenlijk in actie moesten komen: dan kwam er bijvoorbeeld een meisje naar de huisartsenpraktijk met buikpijnklachten, en bij onderzoek bleek dan dat ze al op het punt stond te bevallen. Dan werd er geroepen: “Ida, kun je meteen even komen !!!!?”  Zo is er een paar keer een kind bij ons thuis in de spreekkamer ter wereld gekomen. En ook is er eentje in de auto geboren, op weg naar de kraamkliniek St Franciscus (deze bestaat ook allang niet meer) te Veendam. Probleem was toen om te bepalen in welke gemeente de baby moest worden aangegeven, want die was precies op de gemeentegrens tussen Pekela en Veendam ter wereld gekomen….

Het Groene Kruis
De verloskundige spreekuren, maar ook de zwangerschapsgymnastiek, waren dus in de Groene Kruis-gebouwen – ook zo’n organisatie die (helaas !) niet meer in die vorm bestaat. Deze organisaties waren in alle dorpen en steden opgezet als onderlinge verenigingen. Vrijwel ieder gezin was lid, en kreeg in ruil daarvoor het recht – indien nodig - op verpleging door de wijkzuster, adviezen van een diëtiste, bruikleen van verplegingsartikelen, enz. En ook organiseerde de provinciale Groene Kruisorganisatie de inentingen en de consultatiebureaus voor zuigelingen, peuters en kleuters. Niks geen “Indicatie-organen”, “Zorg-zwaarte-pakketten”, “Aanvraagtrajecten” – maar gewoon korte lijntjes en rechtstreekse contacten tussen alle betrokkenen.  Noodzakelijke dingen werden snel en goed geregeld, zonder bureaucratie. Ook dat is verleden tijd…

Een heel krachtige computer:  40 Megabite

In 1988 deed de eerste computer zijn intrede in de praktijk. We konden toen nog niet weten hoeveel veranderingen dit met zich mee zou brengen – wereldwijd, maar ook al gauw in de medische praktijk. Het was een “krachtige machine”, zo verzekerde de verkoper ons, door het enorme geheugen van wel 40 mB! Tezamen met een “satellietcomputer” in de apotheek was dit een investering van ruim fl. 40.000,-. Ons was verzekerd dat dit apparaat zo niet een leven lang, dan toch wel 15 jaar mee zou gaan en dat het ruim voldoende capaciteit zou hebben. En dat het heel veel tijd zou besparen. Nou, dat viel een beetje tegen.
Ten eerste moesten alle patiëntengegevens worden ingevoerd, dat kostte natuurlijk veel tijd en inspanning, omdat op de juiste wijze te doen. Maar erger was, dat er om de haverklap wel iets mis ging waardoor de hele praktijkorganisatie meteen in het honderd liep.  Bijvoorbeeld dat de etiketten voor de medicijnpotjes scheef, onleesbaar of helemaal niet geprint werden. Of dat de computer helemaal niet kon worden opgestart. Of dat hij aan het einde van de dag meldde dat hij die dag helemaal niets opgeslagen (‘gesaved’)  had, terwijl er wel voor zo’n 5.000 guldens aan medicijnen de deur was uitgegaan. Dan moest je maar zien hoe je die gegevens moest achterhalen, de computer deed dat niet voor je. En zonder die gegevens kreeg je natuurlijk niets vergoed van het ziekenfonds. Gelukkig hadden onze assistentes een ijzeren geheugen en konden ze zich meestal wel grotendeels herinneren wie er zo’n dag geweest waren en welke medicijnen ze hadden meegekregen. Continu moest je dus zorgen dat – en in de gaten houden of - er een ‘back-up’ gemaakt werd. Eerst gebeurde dat op ‘floppies’, daarna op ‘discettes’, later op een automatische ‘tapestreamer’. Iedere avond was de computer daar een paar uren mee bezig, en als je dan ’s avonds laat gecontroleerd had dat hij alles naar behoren had gedaan kon je de opdracht “Down” invoeren waarmee het systeem in de ruststand ging. Dan pas kon je zelf eindelijk naar bed.
Af en toe moest de software van het praktijkprogramma aangepast worden, een ‘update’ dus. De hele computer (een zwaar bakbeest was dat toen nog) moest worden losgekoppeld en achterin de auto mee naar een bedrijf in de buurt van Amersfoort. Daar werd hij van nieuwe programmatuur voorzien, gelijktijdig met de computers van een aantal andere huisartsen. Dat duurde vele uren, en daarom werd die tijd gebruikt voor nuttige “computerlessen” voor de huisartsen en hun assistentes. Maar helaas kon je er zeker van zijn dat na zo’n update weer heel veel kinderziektes (‘bugs’) in het vernieuwde programma zouden optreden – en natuurlijk vooral op het drukste deel van de dag, het ochtendspreekuur! Je kon er soms wanhopig van worden. Hoezo tijdbesparing ?
Gelukkig stonden de ziektegegevens van de patiënten niet in de computer opgeslagen. Die stonden gewoon in een ‘ouderwets’ papieren kaartsysteem, dat nooit last had van stroomstoringen of programmeerfouten. Wat hebben we daar een plezier van gehad, wanneer de computer het weer eens liet afweten.   
En dat krachtige computergeheugen ? Dat bleek natuurlijk binnen een jaar te klein, vooral nadat alles niet meer op ‘MS-DOS’ maar ‘onder Windows’ was gaan draaien; dat vroeg enorm veel extra capaciteit. De “oplossing” van de computerdeskundigen was: een aantal volgens hen “overbodige” bestanden - gedeeltes van de ‘history’, dus in feite het hele apotheekarchief - ‘deleten’ (in gewone taal: wissen) om daardoor weer extra ‘schijfruimte’ te krijgen…..
Maar uiteindelijk bleek natuurlijk al gauw de enige optie: een nieuwe computer. Onze kinderen vonden dat wel prima, want de oude computer kwam bij hen terecht, voor spelletjes en schoolwerkstukken.

Jeugd in een doktersgezin
Onze kinderen, Mijntje en Hidde, zijn opgegroeid met met het altijd aanwezige geluid van de telefoon en de praktijkdeurbel, de onverwachtse onderbrekingen van gesprekken of spelletjes, de spoedgevallen die altijd vóórgingen, de uitgestelde maaltijden, de dienstweekenden waarop geen gezinsuitstapjes mogelijk waren. Ze leerden al jong dat ze nooit iets verder mochten vertellen van hetgeen zij misschien eens toevallig over patiënten hadden opgevangen. Ons dagelijks leven – en daarmee hun dagelijks leven – was nauw verweven met de praktijk, dus dat alles was voor hen vanzelfsprekend. Mijntje “assisteerde” zuster Korvemaker vele keren bij het consultatiebureau voor zuigelingen; Hidde ging vaak mee in de auto bij het visites rijden. Hij werd later ook steeds méér de computerdeskundige in huis, die ons redde wanneer alles weer eens was vastgelopen of gecrashed.
Hun jeugdervaringen hebben hen er kennelijk niet van weerhouden om zelf ook de medische kant uit te gaan:  ze zijn inmiddels allebei afgestudeerd als arts, en beiden zijn ze bezig met een vervolgopleiding tot chirurg - de een in Nederland, de ander in Duitsland.

De manege

Heel veel tijd voor verdere hobbies of ontspanning was er niet, maar de tijd die we wél hadden, hebben we vooral besteed aan paardrijden en –mennen. Het grote voordeel was dat je dat kon doen terwijl je dienst had. Wanneer de pieper afging, stegen we gauw van het paard af en holden we naar de kantine waar de telefoon was. Degene die lesgaf hield dan zo lang het paard vast en was zo vriendelijk het ook op stal te zetten wanneer we er meteen vandoor moesten. Zo hebben we o.a. les gehad van Rieneke Janssen, Ria Beishuizen-Broesder en de heer Waalkens. Verder deden we mee aan ‘caroussel-rijden’ met een achttal, wedstrijdjes in de manege en buitenritten (dat kon natuurlijk alleen wanneer je géén dienst had) door het mooie Westerwolde, naar Wessinghuizen, Smeerling, Terwupping.  De paarden, allemaal met hun eigen karakter, gebruiksaanwijzing en temperament, vroegen tijdens het rijden alle aandacht. Daarom was het zo’n goede ontspanning, want je had op zo’n moment echt geen tijd om aan andere dingen te denken. We hebben heel goede herinneringen aan het hippische gebeuren in Onstwedde, en we zien dan ook met veel plezier welke mooie uitbreidingen de afgelopen jaren bij de Onstwedder manege zijn gerealiseerd; en hoe goed de sfeer er nog steeds is, met zó veel vrijwilligers die altijd weer klaarstaan bij alle activiteiten en evenementen. Ook de ‘vrije oetkiek’ van de manegepaarden - ons afscheidscadeau waaraan door veel Onstwedders een financiële bijdrage werd geleverd – is tot onze vreugde dagelijks in gebruik. Een prachtig gezicht, al die paarden die belangstellend door de luiken naar buiten kijken en genieten van het uitzicht en van de frisse lucht !

Tegenwoordig
We hebben méér dan een kwart eeuw met hart en ziel, en méér dan full-time, gewerkt als huisarts en als vroedvrouw. Geleidelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat we toch niet al te lang in dit tempo door moesten gaan in deze zo mooie maar veeleisende beroepen. En zo zijn we in 1999 kort na elkaar met onze praktijken gestopt en zijn  we uit Onstwedde vertrokken. Sindsdien bewonen we een voormalige boerderij, heel landelijk en toch niet ver van de stad Groningen. We hebben daar een eenvoudige Bed&Breakfast-accommodatie. Iets heel anders dan een medische praktijk: gasten i.pl.v. patiënten. Maar toch ook wel overeenkomsten: dienstverlenend werk, contact met telkens weer andere mensen met uiteenlopende achtergronden. En wel veel minder stress, want er hangen nu van onze beslissingen en van ons handelen geen mensenlevens meer af. En ook bevalt het ons goed dat we per dag en per week zelf kunnen bepalen óf – en zo ja hoeveel – gasten we aannemen. Daardoor hebben we de afgelopen tien jaren veel tijd kunnen vrijmaken voor hulp aan diverse oude familieleden en vrienden, o.a. ook in hun laatste levensfase. Dat zou nooit te combineren zijn geweest met ons ‘vorige leven’, dus we zijn blij dat we daartoe nu wél in de gelegenheid waren en zijn.
We hebben nu ook tijd om eens wat te fietsen of te lezen. Ook zijn we zeer actief geworden in de muziekbeoefening, daar genieten we erg van. De paarden Andrez en Wanda zijn met ons meeverhuisd. Wanda is een paar jaar geleden onverwachts aan koliek bezweken, in haar plaats hebben we nu een Haflinger: Pukkie. Maar beide paarden zijn langzamerhand bejaard, dus inmiddels ook met pensioen: iedere dag lekker de wei in en ’s avonds op stal.  We hebben ook nog een paar kippen (Groninger en Oost-Friese meeuwen), twee ganzen en de hond Jikke (afkomstig van de Tangerveldweg), die ook al weer 15 jaar oud is !

Tenslotte
Al schrijvend kwamen er steeds méér herinneringen bij ons naar boven. Dit verhaal is daarom wel wat langer geworden dan de bedoeling was. Hopelijk heeft U bij lezing ervan veel herkend, van hoe alles vroeger toeging. Onze conclusie is dat veel dingen vroeger niet beter - maar beslist ook niet slechter waren dan nu.
In ieder geval kijken wij met zeer positieve herinneringen op deze periode terug.
Jarenlang hebben wij - zeer intens - lief en leed, geboorte en dood, vreugde en verdriet gedeeld met de Onstwedders - en met vele anderen in Westerwolde.
Mede namens onze kinderen wensen wij U toe: het ga U allen goed !

Familie Nijboer-Haack