03.12.2014 Chris Kiel

Holte F80a, oljoarsdag 1943
Wat een merkwaardig adres, wat een bijzondere datum en wat een  aparte baby, die daar toen bezorgd werd. Dat laatste moet mijn vader (melk Kiel, later verzekern Kiel) gedacht hebben, die oudejaarsdag, midden in de oorlog.
’Wat is t n snoakje!’ bazuinde hij tenminste rond onder het melkventen. Misschien klopt het niet, dat van dat rondbazuinen: ik heb het uiteraard van horen zeggen, maar het was wel net wat voor hem.
Van dat vreemde adres ben ik trouwens ook niet voor honderd procent zeker: mijn geheugen kruidt de feiten wel eens met een snufje fantasie.
De datum klopt, dat is zeker, al kan ik me juist dàt haast niet voorstellen, want dan is het dus al ruim zeventig jaar geleden dat Hoving (toentertijd twee huizen verder, een achternichtje van mij woont er nu) mijn moeder kwam feliciteren. Ze kreeg het Spaans benauwd, want op het slaapkamertje hing een prent aan de muur met een opkomende zon en de woorden ‘Nederland zal herrijzen’. En de man was NSB’er. Precies, die waarvan men zong, op de wijs van ‘God save the queen’ :
‘Doar in dij dröge sloot,
doar ligt boer Hoving dood
en noast hom Tinus Snöt,
al haalf verröt!’
Het ging goed, Hoving was waarschijnlijk niet zo’n kwaaie als je op grond van het liedje verwachten zou.

Onstwedde, 19 juni 1970
Nooit vierden er zoveel bruidsparen hun trouwfeest in de Ekkelkaamp als op vrijdagmiddag 19 juni 1970. Het waren mini-paren (met één uitzondering: Elza en ik), dat wel.
Juf Bleker ( juust, aine van de postbode), kleuterleidster op Rehoboth, vlak bij de Ekkelkaamp, ging die dag trouwen. Voor juf Flik (jaren daarna nog werkzaam in het Onstwedder onderwijs) en vijftig? zestig? Onstwedder moeders een prachtkans om hun creativiteit te etaleren. Toen mijn pasverworven bruid met mij uit het gemeentehuis bij d'Ekkelkaamp arriveerde voor de kinderreceptie, krioelde het er dus van de kleuterechtparen. Hoeveel van hen intussen gescheiden zijn, wil ik niet weten. Ik vrees dat de veelgeprezen Onstwedder vasthoudendheid in dit geval niet echt van lange duur was.
Op die dag was er voor ons echter geen feestelijker welkom denkbaar (zie foto) en mocht een van die gelegenheidskoppels nog bestaan, dan is het stel van harte welkom bij ons in Warffum en niet alleen op 19 juni 2020.

Baflo
Hoe is het met ...
Met Elza en mij.
U had het al begrepen: goed. Immers op 19 juni 1970 waren wìj geen gelegenheidsduo…
De wittebroodsweken, onze laatste weken in Onstwedde waren niet zo daverend. Want na het trouwfeest, dat iets verlengde weekend, gingen we dinsdags gewoon weer aan het werk en naast dat werk was er voor mij op 6 juli het examen voor de akte Nederlands mo A. Ik slaagde( Mit hakken over sloot, mor dreuge).
Op 7 juli laadden we ons autootje vol en vertrokken naar Baflo, waar ik aan de Christelijke Mavo benoemd was.
Al gauw kwam ik er achter dat leerlingen van deze leeftijd mij veel beter lagen dan de negen- tot elfjarigen die ik in Onstwedde ruim vier weken en in Stadskanaal vier jaar onder mijn hoede had gehad.

Acht jaar heb ik aan die mavo gewerkt. In die tijd hebben we een dochter en een zoon gekregen die nu successievelijk in Almere en Haarlem wonen en zelf ook al weer kinderen hebben. De dochter sinds 2001, de zoon sinds 15 september.
In ’78, ik was een heel eind met mijn studie Nederlands mo B, kwam er een vacature aan de Nijenborg, Christelijke Pedagogische Academie met havo-top in Stad. Mijn sollicitatie had succes en omdat mijn nieuwe werkplek zich op twintig minuten sporen en tien lopen van ons huis bevond, bleven we in Baflo wonen, iets wat we een paar jaar eerder nooit gedacht hadden.
Mijn akte Nederlands mo B sleepte ik een half jaar later in de wacht.
In de jaren die volgden kwam in de examenklassen havo bij de behandeling van verzetspoëzie altijd ook het deuntje van Hoving en Tinus Snöt aan de orde , naast o.a. ‘De achttien doden’ van Jan Campert (ook in Onstwedde, op de ulo, geleerd).

Door ontelbare veranderingen in de onderwijswereld belandde ik eind jaren ’80 met de havotop onder de paraplu van wat nu het Alfa-college is. Zo heb ik de laatste jaren van mijn loopbaan les gegeven in het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heb daarbij het voorrecht gehad om in de commerciële tak ook een paar jongelui uit Onstwedde (een Drenth, een Wijbrands en een  Wubs - natuurlijk, dat kan niet missen-) enige beginselen van de Nederlandse taal bij te brengen. ’t Alteveer’ vertrouwde mij met dat doel nog een Moed en een Kiel (echt waar!) toe.
 
Warffum
In 2001 kwam ons droomhuis in Warffum te koop. Het is geen villa, maar daar hadden we ook nooit van gedroomd, het is een vrijstaande jarendertigwoning met een royale tuin waar ook wat ruimte is voor eigen groente- en fruitteelt.

Toen in 2006 het zogenaamde competentieleren op het Alfa werd ingevoerd en ik met meer dan veertig dienstjaren op tweeënzestigjarige leeftijd kon stoppen, heb ik de oude, plusminus 65-urige werkweek in het onderwijs ingeruild tegen een nieuwe, 40-urige hobby- en vrijwilligersweek. Vrijwel zonder bijbetaling.
Zo ben ik sedertdien een paar jaar voorzitter geweest van de Stichting Evenementenhal ‘Op Roakeldais’, de hal waar jaarlijks het ‘Op Roakeldais’ volksdansfestival gehouden wordt.
Bij dat festival zijn Elza en ik al tientallen jaren als gastgezin betrokken. Daardoor hebben we kennissen over de hele wereld, waarvan we sommige een tegenbezoek hebben gebracht (o.a. in Spanje, Tsjechie en Zuid-Afrika). Ik ben niet zo’n globetrotter, maar dit soort reizen kan ik hogelijk waarderen: je komt zo echt midden tussen mensen met heel andere ideeën, gewoonten enz. dan je gewend bent en kijkt er niet als toerist van buitenaf tegenaan.

Elza is trouwens nog steeds bij de organisatie van het festival betrokken en daarnaast is ze gastvrouw op de Menkemaborg in Uithuizen. Hier in Warffum heeft ze het verder druk met openluchtmuseum ‘Het Hoogeland’, waar ze o.a. als schooljuffrouw anno 1920 speelt hoe het er zo’n honderd jaar geleden in de klas aan toeging.
In dat openluchtmuseum zat ze op een zaterdagmiddag ook achter de balie toen de kerkeraad van de Hervormde Gemeente van Onstwedde daar een bezoek bracht. Zo kwam het, dat later die middag, ik aan die Onstwedders de hervomde kerk van Warffum heb laten zien, want als er mensen in Warffum de kerk graag willen bekijken, dan ben ik de laatste jaren daar vaak de gastheer.

Grönneger schrieverij
Ruim dertig jaar geleden zijn de Grönneger tijdschriften ‘Krödde’ en ‘Toal en Taiken’ opgericht.  Bij het eerste was oud-Onstwedder Fokko Veldman een van de initiatiefnemers, bij het tweede dokter Jan J. Boer. Op beide was ik vanaf het begin geabonneerd. Ook had ik nogal wat Grönneger boeken aangeschaft, maar door tijdgebrek had ik dat alles slechts oppervlakkig ingezien. Eenmaal gepensioneerd kreeg ik tijd om het te lezen, wat eropuit draaide dat ik zelf ook ben gaan schrijven. Sindsdien staan er geregeld verhalen van mij in Krödde.
Tenslotte raad ik u aan (als u nog geen abonnee bent) om snel een abonnement op ‘Toal en Taiken’ te nemen, alsnog m.i.v. januari 2014 (voorzover ik weet, kan dat), dan krijgt u naast de zes afleveringen van het tijdschrift van dit jaar deze winter een aardige surprise: het zogenaamde begunstegersbouk. Dat zijn ruim honderd bladzijden Grönneger verhalen, gezogen uit mijn duim, die dus dikker is dan men zou verwachten van de nuchtere, enigszins verhogelandste Onstwedder die ik ben.

E-mail  

bij de foto's
- Lauwersmeer, robijnen bruiloft
- Onstwedde, 19 juni 1970